Verzameld journalistiek werk. Deel 15. Nieuwe Rotterdamsche Courant november 1926 - januari 1929. Met enkele aanvullingen 1906, 1910
(1995)–Karel van de Woestijne– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 212]
| |
dat Spilliaert van Magritte een geestverwant zou zijn. Maar in beider werk treft eene zelfde hoedanigheid: de zucht naar eene strakke, gedepouilleerde vormgeving, die zeker en zelfs in hoofdzaak op psychologisch gebied eene aanwijzing is. Toen Spilliaert debuteerde - dat zal nu ook wel een kwarteeuw geleden zijn, - trok hij onmiddellijk de aandacht van niemand minder dan Emile Verhaeren, die in het stroef-geometrische van zijn werk de folteringen meende te herkennen van ‘les algèbres et les ténèbres’, die zijn ‘Menuisier’ uit ‘Les Villages illusoires’ behekst. De onontkomelijkheid der mathematica, die op Verhaeren drukte, zij was echter voor Léon Spilliaert (ik kan het met alle zekerheid zeggen) niet anders dan eene vreugde zonder sarcasme. Spilliaert heeft pleizier aan eene rechte lijn, smaakt genoegen aan de inclinatie van een hoek. Het geeft hem het gevoel van eene secuurheid, die hij overigens mist buiten zijne kunst. Eenig gevoel, dat gij er misschien in vinden zult: Spilliaert heeft een koel en nog al hard temperament. Hij is althans stoïsch van geaardheid. Dat geeft hem eene aparte, niet zeer verlokkelijke plaats onder de Vlamingen.
N.R.C., 24 April 1927. |
|