Hij wordt noch bij de Goeden, noch bij de Kwaden ingedeeld. Hij zal noch Hemel, noch Hel kennen. Hij wordt, heel alleen op de wereld waar het Leven zich uit terugtrekt, het beeld der afdoende Eenzaamheid, waar zelfs hesp, brood en aardappelen geen beteekenis meer hebben. En aldus erlangt deze novelle eene godsdienstig-sociale significatie, die geen helder-zienden geest zal ontgaan.
Eigenlijk is het de ondeugendste historie ter wereld, waar trouwens alleen zwartgalligen aanstoot zullen aan nemen, al was het maar omdat ze ons op zulke malle, en nochtans waarlijk fijne wijze wordt voorgedragen. Een paar bijzonderheden zullen enkelen misschien wansmakelijk, en trouwens onnoodig voorkomen; het boekje is echter bestemd voor zestig uitverkorenen, waarvan tien ‘Ossekop’-papier, en de vijftig andere eenvoudig doch ongebleekt geschept Hollandsch krijgen. En die zestig zullen wel geen kniezers zijn.
Ik vermoed zelfs dat Joris Vriamont ze zal hebben gekozen onder de literaire fijnproevers. Het fantastische viert een literair hoogtij, ook in Vlaanderen. Het is een goed middel om aan verwarring en verveling te ontsnappen, en ook om zijne hersenen en zijn oordeel frisch te houden. Doch veel van de tegenwoordige fantazie doet geforceerd aan, en tot walgens toe opzettelijk. Een eerste kenmerk nu van Vriamont is juist, dat alles hem zoo gulnatuurlijk afgaat. Zijne vertelling is er geene ‘à clef’; toch zijn hier een paar typen aan te wijzen, die men zonder veel moeite erkent, en die de schrijver ons met zulke leuke vrijmoedigheid voorstelt, en trouwens zonder de minste satirische bedoeling, dat wij er ons van harte in verkneukelen. En dit jeugdig-vrijmoedige, dat volkomen