van 1925 uitgegeven en dat einde December van dit jaar zou worden bekroond? Ik ben op inlichtingen uitgegaan en ben bij machte op deze vragen, die door den tekst van het ‘koninklijk besluit’ te wettigen zijn, een antwoord te geven, dat aanwijst, hoe de ministerieele milddadigheid nog grooter is dan men had gedacht.
Het blijkt aldus, dat geen enkele vroegere prijs wordt afgeschaft. De driejaarlijksche staatsprijzen voor literatuur en voor tooneelliteratuur blijven dus behouden in hun bestaanden vorm, althans voorloopig, en de jury tot toekenning ervan zal als voorheen gedeeltelijk door de Koninklijke Vlaamsche Academie worden aangeduid, in tegenstelling met de jury voor den nieuwen prijs, die zonder welke tusschenkomst ook rechtstreeks door den minister wordt aangesteld. Alleen krijgt de oude drie-jaarlijksche staatsprijs een meer solemneel karakter; terwijl de nieuwe prijs gaat naar een bepaald boek en als tegemoetkoming wordt beschouwd, net als de reisbeurzen, zal de driejaarlijksche prijs eerder gelden als de officieele erkenning van een bepaald auteur, en als de bekroning van dezes loopbaan.
De termijnbepaling - een verloop van tien jaar - geldt alleen voor den nieuwen prijs. Zoo kan een dichter, die verleden jaar of vier jaar geleden den grooten staatsprijs won, heel goed dit of een volgend jaar den prijs van tienduizend francs behalen, en de driejaarlijksche prijs, waar hij houder van is, kan hem tevens heel goed voor twee op elkander volgende tijdvakken worden toegekend, zooals een paar jaar voor den oorlog Stijn Streuvels te beurt viel.
De nieuwe prijs zal voor het eerst dit jaar worden