ringen, hun nog levende broeders als bastaards blijft behandelen.
Er bestond, te Antwerpen, in de meest Vlaamsche stad van Vlaanderen, geen enkele reden om de Gulden-Sporenfeesten te verbieden. Wel had iemand, in een blad zonder invloed, geschreven dat de Sporenfeesten bestemd waren, om, door de schuld van.... mr. Van Cauwelaert, Camiel Huysmans en mr. Jules Hoste, in een pro-Duitsche betooging te ontaarden, maar al wie de eerlijkheid en loyaliteit van deze Vlaamsche voormannen kent - en burgemeester De Vos kent ze ongetwijfeld - wist dat deze aantijging volkomen valsch was. Trouwens, al de leiders der politieke partijgroeperingen van de stad hadden tijdig bij den burgemeester aangedrongen om het verbod in te trekken en verklaard voor de orde in te staan, doch niets mocht baten. De burgemeester, sterk onder invloed van zijn omgeving en vooral van ‘das Militär’ - generaal Mahieu was hem zelfs voor geweest en had strenge straffen beloofd aan de soldaten die, het in 1914 en 1918 uitgesproken koninklijke woord getrouw, ‘Vlamingen, gedenkt den Slag der Gulden-Sporen’, het wagen mochten aan de viering deel te nemen - wilde van geen intrekken hooren en het uitdagende verbod bleef gehandhaafd.
Door heel Vlaanderen, dat Antwerpen als zijn hoofdstad beschouwt, werd dit als een kaakslag, als een provocatie gevoeld.
11 Juli mocht niet gevierd worden maar op 14 Juli worden de Vlaamsche soldaten verplicht deel te nemen aan de officieele betooging ingericht ter gelegenheid van het Fransche nationale feest. Voor een vreemde, zij het ook een bevriende natie, is er plaats in Vlaanderen,