soldaten. Ditmaal in de groote Stadswarande die, tot militaire doeleinden ingericht en daartoe bij alle uitsluiting voorbehouden, ook door militaire handen verzorgd wordt. En daar zag ik kruipend op de knieën, langzaam-voorzichtig vooruitschuivend als op een ongezienen vijand af, gewapend alleen met een nogal primitief sikkeltje, twee feldgrauwe soldaten, die het gras, het hoog-opgeschoten, blinkende gras aan 't maaien waren. De menschen stonden ernaar te kijken. Zij, geheel aan hun werk, sneden maar; met het flitsende sikkeltje, in allen ernst, vol tragen ijver. En zoo, over een week, in de warande hangen zal de rijke amber-geur van het hooi, dan zal het hunne schoone schuld zijn....
- Doch, niet alleen soldaten bezorgen ons de dierbare indrukken, die voor ons de Natuur, de onaanroerbare-ongevoelige?, neen, de aldoor-milde, vooral bij-lijden-rijke en-genadige, tot de aldoor-dieper-beminde Moeder maakt. Want hoe heb ik gisteren weêr gevoeld, hoe hare onverstoorbare weelde in dezen tijd de grootste zegening is, die ons kon over-komen. - Het was in den Kruidtuin, waar honderden van de schoone Brusselsche kinderen, een wemelende zee van kinderen, als levende bloemen aan het spelen waren; eromheen stonden de magnolia's, de zwarte magnolia's die hunne roerlooze vaasjes, het matte porselein van hunne rozige kelken bieden. Onder de bermen der hooge wegen, waar brandden de gele vlammen der brem, lagen rechtlijnig binnen de lijsten van glanzend gras, de tulpen: de teedere en de felle, die zacht zijn of wreed van verwe. En heel de lucht woog, bezwangerd van den warm-wagenden geur der donker fluweelen violieren....
- Waarom, helaas, zijn er armen, zijn er verstokenen,