die aan zijn volk nieuwen rijkdom heeft geschonken, - hoe gauw zulk een ‘Uebermensch’, regeerend door zijn wil en door zijn trots, uitbrokkelt, te loor gaat, verwaait in het geheugen van dat volk... Zeker, de beraden, degelijke, kalme, eenvoudige regeeringswijze van koning Albert, die door zijn ernst, zijn toewijding en zijn werkzaamheid eene sympathie, even onverwachts als oprecht en diepgaand, heeft gewekt, constrasteerde te zeer met de dwangmiddelen - een genialen dwang, maar: een dwang, - die zijn voorganger meende te moeten gebruiken, of waar hij althans meê dreigde, dan dat de Belgen, die tuk op vrijheid blijven, niet zouden hebben ingezien, ten nadeele van den tweeden Leopold, welk verschil bestaat tusschen de beide opvattingen. Waarbij het hart komt, het gulden hart van koningin Elisabeth...
Toch kan niet dan verbazen, te bemerken dat een volk zóo spoedig den vorst vergeet, die vooral groot geweest is omdat hij tot het toppunt gedreven heeft, datgene wat dit volk vooral onderscheidt: een zeer beslisten zin voor zaken... Van dat zeer bijzondere vernuft van dien vorst maakt het volk thans gretig gebruik. Bestond vroeger het personeel van den Kongo-Vrijstaat - ik spreek hier noch van gerecht, noch van leger, - voor een goed deel uit menschen, die men, om eene of andere reden, in België best kon missen: nu wordt een ambt of een werkkring in de kolonie zeer gezocht; men heeft daar goede, vet-betaalde baantjes; men komt er met eer beladen van terug; het moederland toont zich bezorgd om u; - en, per slot van rekening, wordt de kolonie ten zeerste gebaat door de diensten van degelijke en beslagen krachten. Dat Leopold's werk dus gedijt, dat België de vruchten van zijn doorzicht