tegenover een jufje, dat, twee uren aan een stuk, om de twee minuten denkt verlegen te moeten kuchen. Wat zijn onze jonge dames goed opgebracht!... Daarbuiten regende, regende het. Er scheen geen eind aan te zullen komen.... Aan ieder tusschen-stationnetje stapten, zwaar en gebogen, lompe boerengestalten uit, een blauw kielken om het lijf, een rooden sluier om de lendenen, een dubbelen baalzak op de schouders: ‘pikkers’, begreep ik, die in Frankrijk den oogst waren gaan doen, en, vermoeid, naar huis keerden. En dit bracht eenige verscheidenheid in mijne gedachten: ik was blijde dat ik heden hier Streuvels terug zou vinden, de sterke Stijn Streuvels, die me prentbriefkaarten stuurde uit de streken waar hij dien oogst, met die ‘Franschmans’, was meê gaan doen....
Rousselare! Uitstappen!... Onder de drukking van den zwaren, zwoelen regenmantel, stad in. De Rodenbach's-feesten waren, wist ik, al begonnen. Vanmiddag was er, om vijf uur, een liederenavond, waar mooie en geschoolde stemmen zouden zingen en gewrochten uitvoeren van alle mogelijke en onmogelijke Vlaamsche toondichters, van den eerste tot den laatste, van den beste tot den minste; een rommelzootje van belang, - zonder groot belang echter... Ik ben er niet heengegaan, vooreerst omdat het al wat laat was, en ten tweede omdat men mij - sic! - bericht had dat de pers geen toegang had.
Dat concert zal dan ook maar een gering voorsmaakje van een aperitief tot de eigenlijke feesten van heden geweest zijn. Een programma van belang: om 10 uur, plechtige hoogmis; om 11 uur, letterkundige zitting met als sprekers Hugo Verriest, Frans van Cauwelaert (hoogleeraar te Freiburg en oud-leider der Leuvensche studenten), Aug.