| |
| |
| |
Van Coremans tot Franck
Brussel, 16 April.
Ik vraag u duizendmaal verschooning, zoo ik, telkens als ik het hier over politiek heb, om denzelfden pot draai, of om een zeer klein getal potten: in onze staatkundige keuken kookt men, links, rechts en in 't midden, elk bij beurte dezelfde ratjetoe; ieder naar eigen wijze namelijk, met het gevolg van bitteren spot of hevig verzet van de tegenpartijen; maar in elk geval zonder dat de spijskaart eenige verandering ondergaat. Alleen de keukenmeiden wisselen af, hetzij ze Vandervelde, Paul Hijmans of Woeste heeten, om namen te noemen die een onderscheiden sausje om dezelfde kliekjes beduiden.
In de twee laatste jaren hebben we, weliswaar, na enkele jaren vasten, weer een hors-d'oeuvre gehad, die de verhoudingen van een hoofdschotel aannam, en niet zoo verduwbaar bleek als koning Leopold - de maître d'hôtel onzer politiek - had gehoopt. Ik bedoel, gij hebt het geraden, de naasting van Kongo. Maar die slechte spijsvertering is thans nog alleen een niet-aangenaam herdenken: nu dat Prins Albert door zijn bezoek onze kolonie sympathiek gaat maken, en zijn ontmoeting, daar in het zwarte land, met minister Renkin, de beteekenis moet krijgen van een vaderlandsche gebeurtenis zooals de inhuldiging, b.v., van Brugge-zeehaven, zal aan de maagstoornis die ze verwekte alleen nog ieder jaar, bij het bespreken der begrooting, eene kleine vermaning herinneren. Zoodat we thans sedert November laatst gemoedelijk tot een meerdagelijksch kostje teruggekeerd zijn, en elke partij op
| |
| |
beurt en naar smaak het potje roert en de spijzen pepert.
Een balans der twee laatste jaren is licht te maken: zooals hier werd vermeld hebben de katholieken de harde korst der vermindering aan werkuren in de mijnen uit den mond der socialisten genomen en er een papje van gemaakt dat aan deze laatsten, zoo 't niet geheel nog naar hun eigen keukenboek werd bereid, toch nogal schijnt te bevallen. Evenals ik u voorspelde, ontrukte generaal Hellebaut, met een nogal schuchteren sleep van ministeriëele ‘marmitons’, den liberalen hun principiëelen stokpaarden-rostbief: dienstplicht, met het gevolg dat thans eene commissie raadpleegt over de beste methode om hem gaar te krijgen. En aan de naaste orde is nu het wetsvoorstel-Coremans, waarvan de handige kok Franck, geholpen door Segers, een voorsnijder vol ervaring, een fijn en gedistingeerd en licht-te-slikken gerecht heeft trachten te maken: een oude, taaie hamelbout veranderd in keurig reebokkenvleesch....
Ik deed zeker verkeerd, trad ik hier in historische beschouwingen: ik herinner me brieven, mij door al te gewillige lezers toegestuurd, die me toevertrouwden hoe hun haren te berge rezen bij de lange ‘correspondenties’ die ik, in November 1906 al, en later in Mei en Juni 1907, aan de N.R.Ct. zond aangaande deze laatste vraag. Maar 't princiep dient in 't geheugen gebracht, om aan te toonen hoe het, langs lijnen van geleidelijkheid, evoluëerde, en uit de handen van Reijnaert-Coremans in die van Grimbert-Franck overging, na al de wolvenijzers en schietgeweren die er op doelden en het bedreigden.
De zaak is: het officieel programma van het M.O. draagt, dat in het Vlaamsche land twee der leervakken, behalve
| |
| |
de Germaansche talen, in het Nederlandsch zullen onderwezen worden, en dat de technische woorden in de andere vakken in de twee landstalen bekend zullen worden gemaakt. Onderwerpt men zich in Vlaanderen aan deze regeling niet - al kan men er om bijzondere reden, b.v. als geboren Waal, van ontslagen worden, - dan kan men geen uitgangsdiploma M.O., dat de deur der Hoogeschool opent, bekomen.
Nu herhaal ik: slechts de athenaea of officiëele gestichten van M.O. zijn aan dien maatregel onderworpen. Hetgeen niet belet dat studenten van niet-officiëele gestichten, bij enkel vertoon van een diploma dragende zes jaar humaniora, tot de universiteit worden toegelaten, zonder dat zoo'n diploma includeert dat welk vak ook, zelfs de moedertaal, in 't Nederlandsch onderwezen zou zijn geweest.
Gij bemerkt het verschil, dat een toestand van ongelijkheid in het leven roept. De oude voorvechter van de Vlaamsche Beweging in de Kamer, Edward Coremans, wilde wegwisschen wat de vrije gestichten eenerzijds een voordeel gaf, maar anderzijds de leerlingen ervan bepaald in minderwaardige positie stelde. Want het dient gezeid: de wet van 1883, die het programma der officiëele gestichten vaststelt, heeft voor Vlaanderen ontzaglijke gevolgen gehad: onze geleerden hebben zich dichter bij hun volk gevoeld en aldus een eigen Vlaamsche beschaving zeer gebaat; eene Vlaamsche wetenschap is ontwaakt; eene Vlaamsche Hoogeschool is minder en minder eene utopie; en, heeft de Vlaamsche letterkunde den ongemeenen vlucht genomen die in de laatste jaren ook in 't Noorden zoo vriendelijk en geestdriftig werd begroet: wees er van overtuigd dat hooger genoemde wet er voor een groot deel
| |
| |
de eer van draagt. De Vlaamsche katholieke pers stelde het vast: de jongere schrijvers, de jongere geleerden, die zich in de moedertaal oefenden en uitten, waren in officiëele gestichten opgevoed. Wilde het katholieke onderwijs, wilde heel het Vlaamsche katholicisme niet ondergaan, of althans eene ondergeschikte plaats gaan bekleeden, dan moest het de voordeelen van het eigen programma opgeven, en aanvaarden wat de jeugd der officëele voor 't meerendeel vrijzinnige, liberale, scholen sterker maakte en invloed geven zou. Aldus de katholieken die Coremans aan zijne zijde vond.
Aldus echter niet de bisschoppen: van daar kwam het eerste verzet. Vrees allicht voor ontvolking der colleges, door hunne geestelijkheid geleid, deed hun de rechtvaardigheid, die uit volledige gelijkheid spruiten zou, over het hoofd zien; al schreven ze dan ook aan hun onderwijzend personeel maatregelen voor, die aan het Nederlandsch eene ruimere plaats moet geven. Zij schenen echter bij deze aan eigen vrijheid te hechten, en niet te houden van wettelijke, van Staatsinmenging.
Al kwam er thans ook hevig protest van katholieke zijde; veler besliste Coremans-gezindheid werd hierdoor op de proef gezet, en ging aan 't wankelen. Een bezwaar, waarvan het ernstige zeker overweging verdiende bood hun de redplank naar eene palinodie. Dit bezwaar was: wat zou er in Brussel gebeuren, de tweetalige stad bij uitstek?...
De bespreking van het ontwerp was homerisch. Zij zou tot dollen lach aanleiding hebben gegeven, was er opnieuw niet uit gebleken hoe alles wat Vlaamsch klinkt zelfs aan de ontwikkelde Walen instinktmatig afkeer inboezemt...
| |
| |
Na voorstel op voorstel, na wijziging op wijziging, liep het uit op hetgeen we hier noemen: eene begrafenis eerste klas. Op 12 Juli 1907 werd het wetsvoorstel-Coremans naar eene commissie van onderzoek verzonden.
Deze commissie nu heeft ruim anderhalf jaar gedaan, alsof ze werkte: een nieuw voorstel, onderteekend Franck-Segers, is de vrucht harer lange bespreking. En voor dat voorstel nu weer het vuur van de Kamer trotseert, zal het misschien goed zijn, het even in te zien.
Het eerste onderscheid tusschen het ontwerp-Coremans en het ontwerp-Franck is een onderscheid in standpunt. Coremans kwam er rond voor uit: het is als Flamingant dat hij gelijkheid vroeg voor iedereen, in rechten maar ook in plichten.
En 't was hetgeen ook al dadelijk den Waalschen haat, de franskiljonsche hatelijkheid deed ontwaken. Principiëel als moest er opstand komen tegen eene verbreeding der wet, die den Franschen invloed zoozeer verminderd had. De grootste toegeving zou de koppigheid niet breken van wie wist dat zijne stem, gegeven aan zulk een ontwerp, hem de vijandigheid zijner Waalsche kiezers zou bezorgen en een hinderpaal zou zijn tot den vooruitgang zijner Waalsche landgenooten, die meer en meer bij de Vlamingen achter gaan staan.
Franck was dan ook heel wat slimmer, anderen zeggen: heel wat minder oprecht dan Coremans. Hij stak zijn flamingantisme zorgvuldig op zak, en kwam zoetsappig en diepzinnig verklaren: ‘de studie der moderne talen is de hefboom van België's welvaart,’ of iets in denzelfden, parlementair-beeldsprakigen toon. En het voorstel dat hij met Segers neerlegt heet dan ook: ‘Wet op de studie van de moderne talen in het middelbaar onderwijs van den hoo- | |
| |
geren graad’, een titel waar de Walen, die graag Duitsch en Engelsch, en veel liever dan de tweede nationale taal, aanleeren, geen graten in vinden kunnen.
Naar het woord is dit dus eene verbetering. Er is een andere verbetering, ditmaal naar den geest, die van veel grootere beteekenis is. Coremans stelde zich in eerste plaats tevreden met een getuigschrift, zeggend dat de leerling van de vrije school in geheel zelfde voorwaarden als de leerling der officiëele school gestudeerd had. Dit liet natuurlijk den weg open voor bedrog. Dat bedrog gaan Franck-Segers te keer door een verplicht examen, verplicht behalve voor dezen, die een officieel getuigschrift dragen. Ziehier dienaangaande een omschrijving van hun tekst:
‘Voorbereidende proef (Art. 1, 2 en 3). - Niemand wordt toegelaten tot het examen van candidaat in de wijsbegeerte en de letteren, van candidaat-notaris, van candidaat in de natuurwetenschappen, van candidaat in de natuur- en wiskundige wetenschappen, van candidaat-ingenieur, indien hij niet vooraf en met goed gevolg een examen heeft afgelegd over de moderne talen.
Wie in 't Vlaamsche land studeerde, legt het examen af over de Nederlandsche taal en over de Fransche, Duitsche of Engelsche taal. Wie in 't Walenland studeerde, legt het af over de Fransche taal en over de Vlaamsche, Duitsche of Engelsche taal.
In 't Vlaamsche land bevat het examen een Vlaamsch opstel en eene thema zonder woordenboek, alsmede eene mondelinge dissertatie over een geschiedkundig onderwerp, behoorende tot het leerplan der rhetorica of tot dit van de hoogste klasse der moderne humaniora; evenzoo in 't
| |
| |
Walenland, met dit verschil dat de Fransche taal er in de plaats van de Nederlandsche treedt. Voor de andere talen wordt het examen geregeld bij koninklijk besluit.’
Gij merkt dat dit examen geen verplichting oplegt aangaande het onderwijs in het Nederlandsch van een zeker getal vakken, zooals in de wet van 1883 staat voorgeschreven. Het laat aan de Walen eveneens de vrijheid, ja of niet Vlaamsch te leeren als verplichte tweede taal. Dit is weer een pleister op de Waalsche teergevoeligheid; weliswaar wordt die teergevoeligheid gekrenkt door het feit, dat de Vlaming, volgens den tekst der nieuwe wet, het Fransch geenszins machtig hoeft te zijn. Ge gaat zien hoe het er dientengevolge bij de openbare bespreking zal stuiven!...
Het bezwaar van Brussel-en-voorsteden, waar ik het hierboven over had, en dat bij de lange bespreking in 1907 aanleiding gaf tot zooveel geharrewar, is onzes inziens, niet zoo heel billijk door den tekst Franck-Segers opgelost. Men zal er stof in vinden tot niet weinig gekibbel. Zonder er hier verder op in te gaan schrijf ik hem u af, tot beter begrip als hij voor de Kamer zal komen.
‘Te Brussel en in de voorsteden Elsene, St. Joost-ten-Noode, Schaerbeek, St.-Gillis, Etterbeek, Laken en St.-Jans-Molenbeek gelden de bovenstaande regelen, die zijn voorzien, betreffende het Fransch, voor de studenten wier moedertaal of gewone taal de Fransche is.
Voor de studenten, wier moedertaal of gewone taal de Nederlandsche is, gelden aldaar de bovenstaande regelen die zijn voorzien betreffende het Nederlandsch.
Beiden zullen echter het bewijs moeten leveren dat
| |
| |
zij gedurende al hunne studiejaren een leergang hebben gevolgd van tenminste vier uren per week, gewijd aan de Nederlandsche taal of aan vakken onderwezen in 't Nederlandsch, wanneer zij staan onder het Fransch regiem, en aan de Fransche taal of aan vakken onderwezen in 't Fransch, wanneer zij staan onder het Vlaamsch regiem.’
Ziedaar het voorstel in zijn groote lijnen, zooals er na de Paaschvacantie in de commissie over gestemd zal worden, en het, naar vertrouwbare inlichtingen, binnenkort voor de Kamer komt.
Hoe het daar onthaald zal worden? Eene redevoering van den Waal Masson, die op zijne collega's uit het Zuiden grooten invloed heeft, was onlangs aller-inschikkelijkst, en vriendelijk voor de Vlamingen. Zou dit eene aansluiting zijn? Zouden die heeren zoowaar de woede hunner kiezers trotseeren, terwille der rechtvaardigheid?
De tekst Franck-Segers is behendig. De aanhangers, in de commissie, van 't integrale Coremans-voorstel, hebben er zich uit goede verstandhouding bij neergelegd. Rechts zal men hetzelfde doen, ook de Walen. De Vlaamschgezinden onder de liberalen, natuurlijk ook. En de socialisten zijn het aan hun beginselen en aan hun programma verplicht.
Maar denk daarom niet dat men, om deze theoretische eensgezindheid, de gelegenheid voorbij zal laten gaan om veel herrie te maken en lange redevoeringen uit te spreken....
En ten langen leste: zelfs na stemming bij eenparigheid, zal de gelijkheid der landstalen er zeker niet bij winnen. De Vlamingen, bij examen van het Fransch ontslagen, zijn echter in feite gedwongen het te kennen, willen
| |
| |
zij universitair onderwijs genieten, dat vooralsnog Fransch is. De Walen, officieel ontslagen van het Vlaamsch, zullen zich wachten, er zich op toe te leggen. Want zelfs voor het bijzonder examen van candidaat in de Germaansche philologie wordt de kennis ervan niet vereischt, vermits dit examen binnen de algemeene hoofding: candidatuur in wijsbegeerte en letteren valt, en voor een examen tot deze candidatuur in het Walenland de kennis van het Nederlandsch overbodig is.....
Zou er iemand zijn, om bij de openbare bespreking daaraan te denken?...
N.R.C., 19 April 1909. |
|