| |
| |
| |
De nieuwe minister-president
De nieuwe Kamer-voorzitter
Brussel, 14 Januari.
Ik heb u over onze ministerieele lotswisselingen niet willen schrijven, vóor den dag van heden; en om het te doen heb ik den dag van heden gekozen, omdat het de dag was waarop de Kamer de verklaringen zou hooren van onzen nieuwen premier en zich tevens misschien een nieuwen voorzitter zou kiezen; - heuglijke dag in onze parlementaire geschiedenis, waarop veel belangrijks gebeuren kon. Thans loopt die dag ten einde, en schrijf ik u...
Dat ik u zoolang op nieuws over onzen nieuwen minister-president liet wachten, ligt in de eerste plaats daaraan, dat ik aan zijne benoeming heb getwijfeld, tot op het oogenblik dat ze zwart op wit in het staatsblad was verschenen.... Denkt niet dat die argwaan zoo maar eene eigenaardigheid van mij is: tot op het laatste oogenblik is er in de ernstige Belgische pers ongeloovigheid geweest, als er spraak was van den heer Schollaert als plaatsvervanger van de Trooz, en die afwachtende houding, welke doorscheen in de mededeelingen der best-ingelichten, en die slechts thans geheel veranderd is in een houding van waardeerende sympathie, had voor haar de rechtvaardiging, dat de heer Schollaert in minder-moeilijke omstandigheden hardnekkig geweigerd had, en dat de minister-makende Koning er zich wel voor hoeden zou, heel zijn politiek in handen te geven van iemand, die zich niet had geschaamd het goede recht van den Kongoleeschen Souverein in twij- | |
| |
fel te trekken, of althans in 't oog te durven zien... De bladen drukten dus wel: ‘het zal voorzitter Schollaert zijn.’ Maar de redacteurs ontmoetten elkander met een: ‘Zou het dan toch Schollaert zijn?’ Zelfs de herhaalde samenspraken met den Vorst en 't bijwonen van talrijke minister-bijeenkomsten mocht niet gerust stellen. Nu is het pleit gewonnen; voorzitter Schollaert heet weer, als voor voor jaren, minister Schollaert; het Staatsblad drukte er voor enkele dagen vijf regels over; de andere ministers boden er hun ontslag in aan; minister Schollaert wees het met afschuw en verontwaardiging af; de andere ministers berustten in zulke tirannij, en - summa summarum: wij geraakten gemakkelijker uit onze ministerieele crisis dan gijlieden, o Noorderbroeders.
Een tweede reden van mijn stilzwijgen is weer in voorzichtigen argwaan te zoeken. Al te beslist had men geroepen: ‘De Koning heeft in zake Kongo het hoofd geleid.’ Al te venijnig had men beweerd, andererzijds: ‘De heer Schollaert koopt zijn ministerschap met een schijn van onafhankelijkheid, die gauw gemaskerde onderworpenheid aan den koninklijken wil zal blijken.’ - Ik, die geen zitting in den ministerraad heb, al even weinig als welke dagbladschrijver ook overigens, verkoos te wachten tot op den dag, dat blijken zou wat er veranderde onder de ministers, wat er verandert in de Kamer en in den lande.
Ik zal het maar dadelijk zeggen: die verandering schijnt me een verbetering op velerlei gebied. Eerst komt dat de heer Schollaert, niemand te na gesproken, het als politiek figuur alleszins op wijlen minister de Trooz wint. Er is bij hem een andere, geestelijke en politieke, discipline, die zich vooral gedurende zijn voorzitterschap
| |
| |
der Kamer geopenbaard heeft; een begrip der zaken, een oordeel erover, die misschien van 't feit afhangen, dat hij voorzitter is geweest, - een voorzitter die naar onpartijdigheid heeft te dingen,... al is de volmaaktheid den mensch niet gegeven; een voorzitter, die een leidende, geen louter-strijdende rol heeft te spelen; een voorzitter-olympicus, die boven de debatten verheven is, - al neemt Zeus nu ook wel eens partij tusschen Achajers of Trojers met den wuivenden helmbos.
De algemeen erkende zelfbeheersching van den uitmuntenden Kamer-voorzitter die Schollaert geweest is, kan niet dan goeden invloed hebben gehad op zijn karakter en op zijn rechtvaardigheidszin. Zulke tucht komt steeds hart en geest ten goede; en, al beweren wij nu geenszins dat de heer Schollaert geen partijman zou zijn - het ware hem beleedigen, te laten onderstellen dat hij zijn partij maar eenigszins zou hebben verraden! - de noodwendigheid eener persoonlijke strengheid over eigen overtuiging en eigen hartstochten brengt toch mee, dat de kritische zin wordt gescherpt en allicht de gedachten het op de menschen winnen, en vriendschap voor waarheidszin onder doet.
Ik wil nu niet beweren, dat de heer Schollaert, die trachtte, en er meestal in slaagde, een onpartijdig Kamervoorzitter te zijn, een minister wil worden, die ineens heel het programma der politieke tegenstrevers van de partij waartoe hij behoort, verwezenlijken zal. Niet meer dan wie ook zie ik hem in een dichte toekomst het zuiver algemeen stemrecht of den leerplicht bij kracht van argumenten aan socialisten en liberalen ontleend, invoeren en bevestigen. Zal hij den persoonlijken dienstplicht verdedigen? Al even weinig. En ik meen te weten dat de
| |
| |
heer Schollaert er geenszins aan denkt, het Belgisch onderwijs geheel onzijdig te maken. Maar tevens meen ik te mogen voorspellen dat de nieuwe ministerieele aera, door den heer Schollaert geopend, de katholieke partij tot breedere opvattingen zal leiden, hetgeen zoo gering niet is, op een oogenblik dat èn liberalen èn socialisten nog te zwak zijn om de regeering in handen te nemen, en wat voor het land dan toch niet dan goed kan zijn.
Die voorspelling blijkt heden reeds, bij de heropening der Kamer, niet al te voorbarig te zijn. Niet dat... Maar laat ons ordelijk te werk gaan, en deze belangrijke zitting ab ovo vertellen...
Verwacht u echter niet aan ‘een groot en dag’, aan een dier bijeenkomsten waarvan men zou kunnen zeggen dat ze een ‘changement de front de l'univers’ zijn, gelijk Victor Hugo van den slag van Waterloo beweerde. De zitting is uiterlijk saai geweest. De roering was echter in de diepte, en rechtvaardigt mijne meening, dat er met minister Schollaert iets veranderd is in den lande. Een ministerieele verklaring is nooit heel scherp geformuleerd. Er moet aan het Kabinet speling worden gelaten. Dubbelzinnigheden zijn er in veroorloofd. Eigen tegenspraak is er geen domheid in, integendeel. En daarom heeft het niemand verwonderd den heer Schollaert verklaringen te hooren afleggen, die niet zoo uitdrukkelijk waren als een oorlogsverklaring. Men moet zelfs bekennen dat hij, zonder een waaghals te zijn, zich wat verder op het ijs - deze beeldspraak komt ten gepasten tijde - had mogen wagen. Zijn verklaring... Maar ik heb beloofd, van aanvang af te beginnen.
De zaal: ‘chambrée complète’, niet alleen beneden,
| |
| |
maar ook op de tribunes. Dames in groot gala. Al de diplomaten aanwezig, met een mooi gulden winterzonneken in den rug. Op de perstribune wordt een photograaf buitengegooid: indien het eens een anarchist was! - Al de ministers op hunne plaats, Davignon misnoegd, Helleputte glimlachend... natuurlijk, Renkin gesloten en stroef als een gevangenisdeur, Schollaert niet zonder gegêneerde aandoening. En ook de Kamer der drukke dagen: weinig afwezigen. De opstaande zetels laten influenzalijders vermoeden; onverschilligen zijn er niet, wel zieken gelijk de heer Woeste, op wiens aangezicht men nog de sporen ziet van de leveraandoening waar hij aan lijdt.... Er is aandacht, er is spanning, er is zelfs meêvoelende ernst als de dd. voorzitter - de bedremmelde en verveelde heer Nerincx - den lof spreekt van wijlen Jules de Trooz, en na hem de heeren Woeste voor de rechterzijde, de heer Janson voor liberalen en socialisten in denzelfden zin het woord nemen, waarna de heer Schollaert, zeer bewogen en met tranen in de stem, hetzelfde doet: banale en schoolsche welsprekendheid, maar die, bij geen enkelen der sprekers, niet ook toch een beetje ziel inhoudt, onder de officieele vormlijkheid... De heer de Trooz heeft in deze Kamer een plaats opengelaten, die moeilijk met evenveel talent zal worden ingenomen....
De plaats-innemer legt den eed af. Hij heet: Poullet. Hetgeen, in 't Nederlandsch vertaald, Kuiken wil zeggen. Waarbij ik u dringend verzoek, me geen onaangename bedoelingen toe te schrijven....
De benoeming van den Kamer-voorzitter wordt tot op Donderdag verschoven: aldus heeft een vergadering der rechterzijde daareven beslist, en bij die vergadering
| |
| |
was majoor Jungbluth, de ordonnansofficier van prins Albrecht, aanwezig. ‘Que venait-il-faire dans cette galère’? - ‘Mystère’, antwoordt het rijm.... Toch blijft het zeker dat de heer Cooreman den voorzitter-zetel bekleeden zal. - Ik kom straks op dezen terug.
En nu: de regeeringsverklaring. Een aangehouden: ‘Chut’, en minister Schollaert staat recht. Zijn energisch en schrander hoofd staat strak, alle aandoening overwonnen. - En.... de eerste woorden zijn ontgoochelend: ‘Wij zullen ons bij het programma van het ministerie-de Trooz houden.’ Dat ‘zich-houden bij...’ krijgt echter al gauw een ruimere beteekenis dan de Trooz het zich ooit had voorgesteld. Het gaat namelijk over Kongo, ‘notre future colonie’, heet het, ‘que la Belgique désire.’ Hier protesteert Lorand als een leeuw op wiens teen men zou hebben getrapt.... Maar, gehard tegen interrupties, gaat minister Schollaert voort: ‘Hoog tijd is 't dat we overnemen, erkentelijk voor 't geschenk, bewonderend voor den Koning en... zoovele moedige Belgen. Maar... opwerpingen zijn gerezen, die nog niet volledig bestudeerd en tegemoet gekomen zijn. Het is zelfs goed mogelijk dat aan het verdrag tot naasting ernstige vormuijzigingen zullen moeten toe worden gebracht: de vaderlandsliefde der Kamer alléen zal daarover te beslissen hebben’....
Zeker, die verklaring is vaag, en niet zonder een aanvankelijke tegenspraak: de Trooz en wijzigingen van regeeringswege in het verdrag tot naasting? Maar 't ware een kaakslag aan den Koning geweest, het had zelf-kastijding geheeten: een ootmoed, dien men van ministers niet verwachten moet. En 't ware onmogelijk geweest, vermits het natuurlijk een crisis tot gevolg hadde gehad. Maar
| |
| |
Schollaert, die van het vorige kabinet geen deel uitmaakte, begaat geene palinodie als hij verklaren komt: ‘Wij zullen wijzigen, bij tijd, bi appetite....’ - Moet ik u herhalen dat er iets verruimd is in de katholieke politiek, en in de katholieke partij in haar geheel? De glimlachende cunctator Helleputte heeft in zijn schoonbroer Franz Schollaert een uitmuntend luitenant gewonnen...
De ministerieele verklaring kon natuurlijk niet zonder minachtende tegenspraak voorbijgaan. En was de heer Hijmans scherp en houterig, maar zakelijk, als altijd, schudde de Waalsche leeuw Janson zijn grijze, helaas dunnende manen; was Vandervelde breed en rhetorisch als naar gewoonte: er was links alleszins ingenomenheid met de verzekering, dat er verandering zou komen, omdat men weet Schollaert te mogen gelooven, en omdat het uit de jongste antwoorden der Kongoleesche regeering op de vragen, die, zeer beslist, o.a. door Schollaert werden gesteld, bleek dat Koning Leopold dan toch toe scheen te willen geven...
Wel is het waar, zooals Hijmans zei, dat de aanstaande begrooting voor binnenlandsche zaken en die voor openbaar onderwijs de linkerzijde onbevredigd zouden laten, als voorheen; vaderlandsliefde diende men ook in te roepen als het sociale wetgeving betreft, riep Janson uit, en hij had gelijk, en dat, zooals Vandervelde meende, minister Schollaert geenszins de kieswet op eigen hand zal veranderen noch het acht-urenwerk in zal voeren, ligt voor de hand. Ik zal er bijvoegen dat de heer Schollaert misschien wat al te hardnekkig tegen het wetsvoorstel-Coremans is gekant.
Maar... de verkiezingen blijven niet lang meer uit; de jong-katholieken worden machtiger en machtiger, geleid
| |
| |
door het puik van de Leuvensche professoren. En - dat is niet zonder, ook op sociaal en taalgebied, hoop toe te laten....
Ziedaar de kamerzitting van heden, die vervolgens zijn dagelijksch werk voortzette en.... in visschenstaart uitliep...
Donderdag, zei ik u, wordt de heer Cooreman als voorzitter der Kamer aangesteld. Gedoog dat ik hem u voorstel. De heer Cooreman, volksvertegenwoordiger van Gent, oudminister van nijverheid en arbeid, is een klein, dik, schrander mannetje. Aanvankelijk is hij verre van innemend; maar, de goedheid-zelf, helder en breed van geest, zeer toegankelijk, toegevend en tegemoetkomend voor anders denkenden, geniet hij aller sympathie. Zijn eerlijkheid maakt hem tot middelaar tusschen de twee fracties zijner partij. Demokratisch gezind overigens, en raadgever, door aanhuwelijking, van het machtigste der katholieke provinciebladen ‘Le Bien Public’, is hij als het archetype van zijn partij in de tegenwoordige omstandigheden. Ook door tegenstrevers geëerbiedigd, wordt hij zonder twijfel een uitmuntend Kamerleider.
N.R.C., 16 Januari 1908.
|
|