die tweede klok, tot een derde overweegt, in langer tampen; zoo zingt het: drie schuchtere en milde geluiden, zacht en gedempt en gelukkig. Een vierde en een vijfde klok zijn heel ver: een trilling over de huizen, en geen vaste slagen meer, een wade van stil-zinderend geluid over de huizen....
Aldus is me weder Brugge geweest, toen 'k Zaterdag aan ben gekomen: die haast-pijnlijke verlatenheid, en die nutteloos-schoone weelde, en dat geluk in vredig zijn van meewarig-schrompele menschen.
Maar gisteren, Zondag, in eens: de sluizen van vroegere tijden ontsloten, en 't visioen, in gouden-gebruinde en -vergroende verven, van 't heele rijke verleden: de eeuw der groote en bralle hertogen van Burgondië, in 't somptueuze kleed dat dekt haar beurschend verval; en de staatsie der forsche Habsburgers; en de geniepige achterdocht van de Spaansche Philips'en: de geschiedenis, magnifiek, van 't heele Gulden Vlies, gelijk Philips de Goede 't stichtte, verhaald in deze heerlijke tentoonstelling, Zaterdag reeds door de Gravin van Vlaanderen bezocht, gisteren officiëel door baron Descamps, minister der Schoone Kunsten, wijdsch geopend.
Laat me toe, er u, in een volgenden brief, binnen te leiden.
N.R.C., 3 Juli 1907.