| |
| |
| |
Het wetsvoorstel Coremans
Brussel, 5 October.
Gij hebt het hier reeds gelezen: de Belgische bisschoppen hebben het middel gevonden om het wetsvoorstel-Coremans op elegante wijze te ontgaan; met een diskreten glimlach hebben zij het geworgd; erkennend dat het niets dan waarheid inhield en niets dan heil beloofde, hebben zij het weggemoffeld; vol zalvende waardeering voor de Vlaamsche noodwendigheden, hebben ze voor die noodwendigheden eene oplossing gevonden vol toegevende waardigheid, maar die, alle kontrool ontgaande, toe zal worden gepast, al naar gelang de genegenheid, die de toepasser voor de vooruitgezette beginselen zal koesteren, groot of klein zal zijn.
Ge weet wat het wetsvoorstel-Coremans beoogde: verplicht maken in het vrije middelbaar onderwijs, evenals het reeds sedert 1883 verplicht is in het officieele M.O., van het Nederlandsch als voertaal in een aantal vakken, en van 't opgeven in beide landstalen der technische uitdrukkingen in de vakken waar het Fransch als voertaal behouden is.
Dat wetsvoorstel, natuurlijk corollarium van de wet van 1883, - een natuurlijk gevolg dat dus drie-en-twintig jaar was uitgebleven, - zou eindelijk eene onrechtvaardigheid herstellen, en zelfde plichten opleggen aan wie zelfde rechten had. Een leerling die tot in de rhethorika van een bisschoppelijk college de leergangen gevolgd heeft, heeft immers dezelfde rechten op inschrijving aan deze of gene faculteit als de studenten die tot op het einde
| |
| |
toe de lessen van een officieel athenaeum geloopen hebben, - al staat het vast dat, zelfs met gelijk programma, de onderwijsmethodes, en, o.a., de voertaal van het onderwijs, ze op ongelijken voet stellen. Jongens die uit het college komen, b.v., hebben alle recht, zich voor de Germaansche philologie zonder examen aan te bieden, al stelt de taalopleiding die ze ontvangen hebben, ze werkelijk beneden de studenten uit officieele gestichten. En 't omgekeerde is overigens evenzeer waar: een athenaeumleerling is veel minder gevormd voor studie in de klassieke talen, dan een leerling die uit een Jezuīetengesticht komt.
Nu beoogde de wetgever, in zulken toestand gelijkheid te brengen, en die gelijkheid te doen bestendigen door de wet. Het veld zijner vrijheid strekte hier natuurlijk niet heel ver: de geest van het onderwijs ontging hem in gestichten die den staat niet behooren. Maar de taal waarin die geest werd medegedeeld kon, in een land waar twee talen officieel zijn, bij wette geregeld worden. Het was, overigens, ook op wetenschappelijk gebied, een gelijkstelling: onderwijs der Germaansche talen door het Nederlandsch zou de collegejongens dezelfde vergelijkings- en verwerkingsmiddelen geven als aan de athenaealeerlingen, voor dewelken het aanleeren in het Nederlandsch sedert lang verplicht is gemaakt. En ook voor later werk zou een degelijke kennis van Nederlandsche vaktermen, die, b.v. van de natuurlijke wetenschappen of van de geneeskunde, elken Belg die zich in zulke studie bekwamen wil een ruimeren weg banen: zij kon hem de Nederlandsche en de Hoogduitsche wetenschap openen. Zoo ware 't eene nieuwe gelijkstelling van vooralsnog beroofden van en
| |
| |
sedert lang gedwongen tot het kennen der Nederlandsche technische termen.
De wet-Coremans was dus meer dan eene partijwet, dan eene flamingantische, dan eene ‘façade’-wet. Zij ging dieper; zij had eene sociale beteekenis, dat de klerikalen, en allerminst de bisschoppen had mogen ontgaan. Het wettelijk regelen van het bisschoppelijk onderwijs op den voet van het officieel onderwijs zou zeker de katholieke wetenschap zijn ten goede gekomen. Niet de flaminganterij, maar Vlaanderen en zijne eigene wetenschap, ook van klerikale zijde, ware er door gebaat geweest: gelijke wapenen - en gelijke taal biedt gelijke wapenen - geven gelijke krachten, en emulatie leidt tot hoogere kunde.
Maar alle wet brengt kontrool meê; en.... bisschoppen zijn gaarne baas in hun huishouden. De vrijheid van onderwijs is, zeggen zij, éene der vier groote grondwettelijke bepalingen. Wij weigeren, beweren zij, niet, het staatsprogramma te volgen, wij doen het... op onze manier, wel is waar, maar op eene manier die in elk geval geen slechte zijn kan, vermits ze aan 't vaderland evenveel groote mannen als het officieel onderwijs geschonken heeft. Zie b.v. de literatuur: Maeterlinck, Verhaeren, Van Lerberghe werden in onze gestichten gekweekt: zij danken aan de nobele afgetrokkenheid, aan de klassieke gedragenheid, aan 't weren van al wat gemeen of laag mocht zijn van ons onderwijs, zoo niet hun genie, dan toch zeker de zeer edele vorm van hun werk. En in de Vlaamsche literatuur zullen wij op Van Langendonck wijzen, om noch van Gezelle, van Verriest, van Rodenbach te spreken. Wij mogen zeggen dat we de geestelijke aristocratie van België voor
| |
| |
een mooi deel gevormd hebben, een deel dat wel opweegt tegen wat het, eerder democratisch, onderwijs der Athenaea heeft opgeleid. Ons onderwijs is dus noch gering, noch slecht. Wij staan, met de officieele tegenstrevers, minstens op een trap van gelijkheid, die niet te ontkennen valt. Waarom ons dan tot gehoorzaamheid te dwingen, ons te buigen onder eene wet die walgt aan onze erkende tucht, het nobel dier een juk op te leggen waar het zoo tam is?...
Er is de taalkwestie, wel is waar, en hier - wij bekennen het - staan we, zoo niet beneden, dan toch op ander vlak dan de officieele scholen. Maar - als we nu eens toegaven; als wij, bisschoppen, nu eens aan de hoofden der gestichten, waar wij over gebieden, oplegden de wet van 1883 op het M.O. te volgen,... zonder dwang, natuurlijk, en heelemaal uit eigen beweging: zouden wij dan niet van uitnemende toegevendheid zijn, en de eersten onder de principieele voorstanders van uwe idealen, o mijnheer Coremans? En ziet ge niet, en zult ge niet instemmen, dat we aldus ineens, van den eenen dag tot den anderen, door de macht van onze handteekening alleen, uit eigen wil de oplossing hebben gevonden van een toestand, die, inderdaad, niet geheel instemde met de rechtvaardigheid, - oplossing die u de moeite sparen zal, vóor eene woelige Kamer een wetsvoorstel te verdedigen, waarvan de stemming tot het dubitatieve behoort, en u sparen tevens, o grijsaard, het pijnlijke van de verwerping?...
- Aldus de redeneering der Belgische bisschoppen, die gaarne baas willen blijven in eigen huis. Aldus de wijze waarop ze, na tevergeefs in de Kamer zelf tweedracht te hebben gezaaid, en op het oogenblik dat Coremans' wet
| |
| |
zou gestemd worden, de wet trachten te ontgaan: een lange brief is aan de bestuurders der bisschoppelijke scholen gestuurd, geheel in den geest der wet-Coremans, - hoewel met hier en daar een knauw en een beet voor verdere Vlaamsche eischen, zoo o.a. voor de Vlaamsche hoogeschool, - en waar zij zich zullen te onderwerpen aan hebben. En die brief, in de pers openbaar gemaakt, was natuurlijk een vreugde voor heel de fransquillonspers. Voor de klerikalen was hij meer: een hooger bevel tot tevreden-zijn, een eisch van onderwerping. In andere woorden: hoogere opdracht voor klerikale volksvertegenwoordigers, Coremans in zijn wetsvoorstel niet te volgen, en aldus het bisdom van allen dwang te bevrijden.
En helaas, het is wel te vreezen dat die brief gehoorzaamheid vindt: zelfs de medeonderteekenaars der wet vinden de daad der bisschoppen grootsch en edel, en durven niet al te zeer mopperen...
Eén onder dezen, echter, mr. Van der Linden, een taaie geest vol koud en razerig enthoesiasme, al erkent ook hij de voorbeeldelijke toegevendheid der bisdommen, is niet geheel tevreden, en durft tegenstand bieden. En zijne argumentatie is eene uitmuntende, waar bezwaarlijk zelfs bisschoppen tegen op zullen kunnen.
Goede wil is wel heel mooi, zegt mr. van der Linden, en niemand bewondert als ik het doorzicht der hoogheden; maar... tusschen een wet en bisschoppelijke aanbeveling is er een afstand. Gij wilt naast ons dat gelijkheid, uniformiteit heersche op gebied der taal in 't geheele Belgische M.O.? Maar dan moet ge aan de wet toezicht laten op het niet-officieele als op het officieele. Het staat vast dat reeds in 't officieele onderwijs soms wel
| |
| |
wat licht met de wet van 1883 wordt omgesprongen; en dáar nochtans is kontrool. Wat zal het dan zijn waar géen kontrool mogelijk is? - want uwe bezigheden houden u, messeigneurs, immers buiten zulke bezigheid...
Overigens, het wetsvoorstel richt zich niet alleen tot katholieke gestichten, waar we dan toch nog vertrouwen in hebben kunnen; maar er zijn in België ook andere gestichten van M.O.: liberale en socialistische gestichten. Zóover reiken uwe mandementen niet, helaas; gij zult erkennen dat dus dáar eene wet noodwendig is; doch, daar alle Belgen gelijk zijn voor de wet...
Ziedaar dus mr. Van der Linden's dilemma: óf de wet van 1883 niet-officieel toegepast in de katholieke gestichten en... de franschdolheid voortwoedend in de andere vrije scholen; óf wel: eene nieuwe wet, voor álle vrije gestichten, katholieke als liberalen.
- Zal de gezonde rede bij zijne clericale collega's den zege behalen? Of zullen zij zich liever neerleggen bij de spitsvondigheid der zalvende, fijn-glimlachende, elegant-redeneerende bisschoppen?
Wij vreezen - het laatste.
Maar dát zal dan aan de oppositie haren plicht leeren....
N.R.C., 7 October 1906. |
|