is rijker en verscheidener dan onze verbeelding; het kan ons verrassingen bezorgen, die ons storen, omdat zij onze koppige en eigenwijze denkbeelden omverwerpen en te niet doen; wij mogen het echter dankbaar zijn, dat het ons steeds voorkomt als onvergankelijk en daardoor steeds maar opnieuw hoop-gevend.
De menschenbeweging op straat, de dagelijksche handel en wandel, lijken dus in Gent zoo goed als onveranderd: op weinig na die van vóór den oorlog, naar de onderscheiden deelen van den dag ze aanwakkeren of verslappen doen. Tegen den middag en bij invallenden avond natuurlijk veel grooter dan 's ochtends en bij naderenden nacht; maar voor een oud-Gentenaar als ik, hij moge Gent sedert een paar lustra verlaten hebben, precies als vroeger op hetzelfde uur. Althans, het weze eens voor altijd gezegd, oppervlakkig beschouwd.
Geen verrassing dus, voor wat Zivilpersonen aangaat.
Eene halve verrassing, wat betreft das Militär.
Gent immers ligt midden in de Etappe. Het is eene soldatenstad geworden. Er zijn dus betrekkelijk heel wat meer soldaten dan te Brussel. Dat is echter het opmerkelijke niet: het opmerkelijke is, dat het te Gent echte soldaten zijn. - Te Brussel zien wij niet anders dan landstormmannen, die aan hunne verlaten zaken denken, en zich bekommeren om hunne kinderen.
In Gent valt het verschil den Brusselaar onmiddellijk op: hier niets dan flinke, meestal jeugdige, manschappen, die, in lange en diepe kolommen, marcheeren als echte soldaten, muziek in top, bereden officieren aan hun hoofd: een schouwspel, dat de hoofdstad sedert twee jaar heeft verleerd. Gisteren vierden de Duitschers hier