sedert 20 Augustus zoo vol gewichtigheden, dat gevoelens en gedachten, die mij te dien tijde misschien het liefste waren, er thans zijn uitgewischt.
Van denzelfden Mane nu ontvang ik vandaag, drie dagen dus na de kaart van 20 Augustus, een nieuwe kaart. En deze draagt, als datum: 13 Februari. En zij vertelt dingen, die zoowaar gisteren zijn gebeurd... Het ligt niet in mijne bedoeling, bij deze mijn lust tot bespiegelingen bot te vieren. Ik verzoek u alleen, u met den geest te verplaatsen in de situatie van den man, die in een tijdverloop van ongeveer zestig uren, langs regelmatigen weg, van eenzelfden persoon - die Mane teekent -, uit eene zelfde plaats, tweemaal nieuws ontvangt, waar niet veel minder dan zeven maanden tusschen ligt, - en wélke zeven maanden!...
Wij leven in beroerde tijden: ziedaar, onder de vreemdste, de gewaarwordingen die ze ons bezorgen. Ik aarzel niet, die gewaarwordingen ‘eenig’ te noemen. Eenig trouwens blijven ze, vermits wij voortaan geregelde en doorgaande briefwisseling, zelfs met het buitenland, of een deel daarvan, kunnen voeren. Ook met Holland, verzekert mij het Post-amt. Maar niet, wordt mij op het hart gedrukt, in het Hollandsch.