20 November.
Ze doen het allemaal: ik heb het ook gedaan.
Ik ben, namelijk, naar Antwerpen geweest. Niet trouwens zonder de verdoken hoop, tot in Holland te geraken, al wist ik dat dit niet zoo gemakkelijk zou zijn.
Ik beken: uit Brussel in Antwerpen te komen is zoo'n heroische moeilijkheid niet; zelfs zonder paspoort, zooals mijn geval was. Men moet alleen een beteren dag kiezen, dan waarop ik vertrok. Dit met het oog op koude voeten...
Dit jaar is te Brussel de eerste sneeuw gevallen op Zondag, 15 November; wat poedersuiker op het Alpijnsche landschapje van een speelgoeddoos. Waarna, vier dagen lang, het weer prachtig was. Heden, echter, toen ik vertrok: de eerste ernstige uitvoering na die summiere algemeene repetitie.
Heden: sneeuw. Van acht uur 's ochtends: sneeuw. Tegen een goed-dichten, wol-dikken achtergrond van effen, geelgrauwe lucht: de luie vlokken-val van onontkomelijk-te-aanvaarden sneeuw, die traag daalt alsof het haar niet kon schelen. Regen is nijdig of hupsch. Regen doet zelfs philantropisch, soms. En er is soms geestige sneeuw. Ditmaal: nonchalante sneeuw, die er is omdat zij er nu eenmaal is; dom-onbevlekte sneeuw, die niet eens brutaal weet te zijn; sneeuw die sneeuwt omdat het sneeuwt.
De ijlte tusschen lucht en aarde wemelt traag ervan, bedaard en zonder geluid. Zij is zóo ledig, de ijlte, dat de vlokken schijnen te aarzelen, of zij naar omlaag, dan wel weer naar omhoog zouden gaan. Maar zij dalen toch maar, omdat het hun niet kan schelen. Zij zetten zich