| |
| |
| |
‘Starkadd’ te Gent
19 April
Ik had er u vóor enkele dagen al moeten over schrijven. Maar wat gebeurt er in Vlaanderen, als het feest is? Zelfs als men van gebiedenden nood een deugd moet maken, en van plicht liefst een vermaak - hoe hield een journalist het anders uit? -, dan besluit men er moeilijk toe, tot de saaie, ontgoochelende werkelijkheid terug te keeren uit de atmospheer van verhoogd geestesleven, van geest-driftig samenvoelen, waar een kunstwerk u in verplaatsen kan, te meer als dat kunstwerk de verhoudingen van een symbool aanneemt, waar heel een geslacht in leeft en zich erkent. Zoo'n feest had plaats te Gent. De noodzakelijke nasleep had plaats in diverse oorden van Vlaanderen en Brabant. En zalig leeft de herinnering eraan in Antwerpen als in Ingoyghem, in Mechelen als in Ukkel, te Boschvoorde als te Molenbeek, en niet het minst te Sinte Martens Laethem, aan de Leie.
Men heeft ‘Starkadd’ opgevoerd, het drama van Hegenscheidt, dat Bouwmeester speelde en Albert Vogel bij u en in uwe koloniën populair maakte. Dat gebeurde nu in Brussel ook al, vroegere jaren. En het is niet, omdat het thans in ‘Vlaanderen's hoofdstad’ voor het eerst plaats had, dat het de gebeurtenis zou worden, waar heel de Vlaamsche letterkunde naar de stad van Artevelde voor zou tiegen. Het is, omdat die vertooning gegeven werd in omstandigheden, waarover ik u noodzakelijk vertellen moet.
Het stuk kent ge. De pers heeft weêr gesproken van Shakespeariaansch. Waarom niet Schilleriaansch? Waar- | |
| |
om ook niet de namen noemen van dezen of genen Duitschen classicus? Het is niet om enkele uiterlijkheden - gemeene luyden die, in ‘ongebonden’ stijl, ongebonden spreuken in zuiver dialekt verkonden - dat men van invloeden moet gaan spreken: die invloeden zouden er wel wat al te dik op liggen, waren de uitwerkingen ervan door den schrijver niet gewenscht, en had hij de middelen, die op zulke invloeden wijzen, niet met opzet gebruikt. De waarheid voor ons is, zonder meer: ‘Starkadd’ is de sterkste, de compleetste ‘daad’ van de van-nu-en-straks-generatie, vóor ‘Van Nu en Straks’ als gesloten groep uiteen zou gaan en de leden van die groep zich versmelten zouden met elementen die bewezen, dat de geestelijke herleving van Vlaanderen niet binnen een kleinen kring besloten lag, al had ‘Van Nu en Straks’ de lont aan 't vuur gestoken. - ‘Starkadd’ heeft daarenboven de hooge beteekenis, dat het de ethische aspiraties van de groep ‘Van Nu en Straks’ in den meest-rechtstreekschen, in dramatischen vorm vertoont. Wat een heel geslacht heeft gedroomd en gedacht, ligt in het Starkadd-figuur besloten. Daarover kan men in Holland niet oordeelen, en daarom heeft men er ‘Starkadd’ als dramatisch werk veel scherper beschouwd, dan het een Vlaming, die een Van-nu-enstrakser is, zou doen, zou kunnen uithouden. Ten uwent heeft men gebreken ontdekt, die er allicht zijn, maar bij ons bijna niet meêtellen, omdat wij zóo in het stuk kunnen opgaan, dat het ons is als de heel gelukkige herinnering aan een jeugd, die de jeugd was van bijna heel het intellectueele Vlaanderen.
Ik zou dus niet over het drama kunnen schrijven, dan
| |
| |
met duizend vooroordeelen. Ik zwijg er dan over, om te spreken van de vertolking. Deze was, overigens, haast hoofdzaak. Om haar waren naar Gent getogen: Hegenscheidt-zelf en Streuvels, Vermeylen en De Bom, Dela Montagne en Sabbe, De Meyere en Delen, Toussaint en Van de Woestijne. Ik vergeet er stellig. Daarenboven waren er uit Kortrijk, er waren er uit Deinze, er waren er... van overal. En natuurlijk, heel het Gentsche geestdriftige bent, met aan het hoofd Gustaaf d'Hondt, Adolf Herckenrath en Firmin van Hecke, om slechts de meestgekende te noemen. En, zoowaar, er waren zelfs Duitschers...
De vertooning, ingericht door de ‘Vlaamsche Vereeniging voor Tooneel- en Voordrachtkunst’, werd door hare leden gegeven. Ik heb u onlangs over deze ‘Vereeniging’ geschreven, en er u op gewezen wat we van haar mochten verwachten. Deze eerste, groote praestatie is alle verwachting te boven gegaan; en we mogen wel zeggen dat we eindelijk, om alleen nu over de materiëele zijde van de zaak te spreken, in Vlaanderen een beschaafd tooneelgezelschap bezitten. Deze dilettanten - want dat zijn ze: vóór dezen had slechts één hunner ooit de planken betreden - hebben, door hun kunstliefde en door hun ijver, door hun abnegatie ter wille der eenheid en tevens door de persoonlijke oorspronkelijkheid van elk medespeler, bekomen, wat niemand hier te lande had durven hopen. Wat bij u Royaards en Verkade hebben gedaan, is ook ten onzent een heerlijke werkelijkheid geworden; en die werkelijkheid is niet bekomen door beroepsmenschen, door acteurs: deze tooneelspelers zijn in het burgerlijke leven leeraar of advokaat, dokter of
| |
| |
letterkundige. Er is een beambte bij van het stadhuis. Er zijn twee overwinnaars bij van de beruchte Henleycup. Ik weet niet wat ze nog allemaal zijn. Maar ik weet: het zijn allemaal beschaafde geestdriftige jonge mannen en vrouwen vol talent en vol wijding, die, met het woord van Vermeylen, hun land schooner willen maken.
Want hierin verschilt hun poging van deze, b.v. van Royaards: niet alleen schoonheid willen zij scheppen, toonelschoonheid, maar hun doel is: de letterkundige hoogte, door Vlaamsche schrijvers bereikt, toegankelijk te maken voor het Vlaamsche volk. Zij treden op als beschavers; zij bereiden, op aesthetisch gebied, vóór, wat, ethisch en wetenschappelijk, van een Vlaamsche universiteit te verwachten is. Ze werken aan een eigene, Vlaamsche beschaving. Vóór veertig jaar had men ze ‘pioniers’ genoemd. In ernst kunnen we ze thans, zonder dergelijke rhetoriek, houden voor zeer bewuste voorbereiders van het natuurlijke publiek onzer Vlaamsche schrijvers, die het tot op heden grootendeels benoorden-Moerdijk moesten gaan zoeken. En daarom verdienen zij dank en waardeering.
Waardeering echter niet alleen dáárom: deze dilettanten zijn, zoo niet tooneelgenieën, dan toch menschen van zeer echt talent, en van zuiver geschoold talent. Hun leider, O. de Gruyter, doctor in de Germaansche philologie - een Starkadd die zoo uitmuntend de waarheid heeft getoond van Vermeylen's bewering: ‘de handeling van dit drama ligt in den ontwikkelingsgang van Starkadd's ziel’, - deze specialist in de phonetiek heeft allereerst bereikt wat altijd ontbreekt in onze gezelschappen: zuiverheid en eenheid in de uitspraak.
| |
| |
Deze jongens mogen gerust naar Holland gaan reizen: behalve het ontwijfelbaar genot dat ze u geven zouden, zou niemand ten uwent bemerken hier met Gentenaars te doen te hebben. Een tweede vraag, door dr. De Gruyter opgelost, is: volmaakt ensemblespel. Hij-zelf, zeker de meest begaafde en best-onderlegde onder zijn makkers, heeft niets gedaan om op het voorplan te treden, om ‘hoofdrol’ te spelen. Hij heeft willen blijven een glanspunt, die de harmonie niet mocht storen. En wat men hem verweten heeft: te weinig de protagonistes van dit drama te zijn, is de grootste deugd die men van een eersten-acteur verwachten mag: zelfopoffering ten bate van 't geheel. Behalve deze twee, voortreffelijke, harmonieën, was er een derde: die van regie en van kleur. Wat zou Gordon Graig blij zijn geweest met wat hier bereikt werd.
En dit zeg ik met de minste ironie, ook zonder hyperbool. Gelijk hier de costumes en de décors, en hunne onderlinge schikking; gelijk de onderscheiden groepeeringen en tot elk gebaar toe vertoond werden, was het een nobel feest voor de oogen. En hier prijs ik van ganscher harte den kunstschilder Fritz van den Berghe en den régisseur A.L. van den Heuvel, die bereikten wat nooit in Vlaanderen bereikt werd. Tooneelen als den dood van Froth, figuren als die van Hilde op het lijk van Ingel vindt men alleen op heel goede schilderijen. Het kwam werkelijk het volmaakte nabij.
Ik zou hier verder den naam moeten noemen van... iedereen. Daar was, zoowaar, niemand die buiten de prachtige homogeniteit viel. Maar aan die namen zoudt ge niets hebben, en daarom hou ik ze voor mij, niet
| |
| |
echter zonder gezegd te hebben dat aan allen even groote lof toekomt.
En - ziedaar nauwkeurig verslag over dit ‘great event’ in het derde stadium der Vlaamsche Beweging: de beschavingsphasis. Denk echter niet dat het een volledig verslag is! Want wat zou ik niet te vertellen hebben van wat na de vertooning gebeurde: hoe ontallige Maitrank's, - een symbool! - genoten werden op de gezelligste der gezellige bijeenkomsten; hoe de vereenigde van-nu-en-straksers een vuurwerk van geestdrift afstaken tot laat in den nacht; welke rol zekere Italiaansche sla in de Vlaamsche Beweging speelde, dien avond; hoe, eindelijk, een groep, met Stijn Streuvels aan 't hoofd, heldhaftig besloot, de zon op te gaan zien staan te Sinte Martens Laethem aan de Leie, en er werkelijk in slaagde!
Die opgaande zon te Sinte Martens Laethem: weer een symbool. Want dat gezegend Leie-dorp is het Mekka, waar de oogen van wie hopen in de toekomst dezer ‘Vereeniging van Tooneel- en Voordrachtkunst’ heengaan. Dáar wordt, immers, van zomer, in de heerlijke lorkebosschen, Hooft's Granida vertoond, en een Adonis die Karel van de Woestijne er voor dicht.
En dát, ziet u, worden onze, Vlaamsche, zomerspelen.
|
|