Ziedaar, aangegeven door twee voorbeelden, heel den inhoud van dit zeer schoone boek, dat beangstigend boeit. Ermede is tevens aangegeven de methode van den schrijver: werkelijkheid opdrijven tot eene volstrektheid, of het absolute herleiden tot eene armzalige realiteit.
Ik gebruik met opzet het woord: methode, met al de consequenties die men er uit trekken kan. Het woord is grof: Franz Hellens wettigt het meer dan eens, hoe kiesch ook in zijne voordracht, door zijn opzet. Maar dien opzet, hoe weet hij hem te doen vergeten door zijn zeer groot talent! En hoe weet zijne methode ons het dagelijksche leven te toonen onder eene zeer bijzondere verlichting.
Te meer - en het legt uit waarom zijn werk, in dit boek meer dan in vele van zijne voorgaande, ons boeit en haast hallucineert, - te meer, daar die methode deel uitmaakt van zijn geestesvorm. Het is twintig jaar dat ik dezen schrijver ken. De mensch is mij een dierbaar vriend. Wie trouwens die van hem, van zijne hartelijkheid, van zijne argeloosheid, niet houden zou? Men kan echter onbevangen over hem schrijven, omdat hij waarlijk buiten de gewone levenscontingenties staat. Dit is een dichter die, opwippend uit het dagelijksche leven, in een andere sfeer ademt, helaas om eruit neêr te tuimelen en in de alledaagschheid te stikken...
Hellens schrijft moeilijk, misschien wel doordat zijn rijk niet tot deze wereld behoort. Hoe stipt ook, is zijn stijl soms droog, vooral in zijne langere verhalen, in romans als ‘Mélusine’. Maar hij is kristalhelder, en in kortere, gedrongen schetsen als deze, die de ‘Réalités