| |
| |
| |
Opstellen over Fransch-Belgische letteren
| |
| |
Emile Verhaeren
Les blés mouvants
Geene dichtersloopbaan is in onze tijden zoo schoon te noemen als die van Emile Verhaeren. Zij is het niet zoozeer nog vanwege een aldoor rijper talent: wat men onder talent verstaat is eene zeer wisselvallige geesteswerking die, naarmate zij den drang gevoelt, en er aan gehoorzaamt, van de verdieping en van de loutering, vaak er geen uitdrukking voor vindt die niet troebelder en meer-ingewikkeld dan in vroeger stadium schijnt te zijn. Daar hebt gij, als voorbeeld, Rimbaud: op zestienjarigen leeftijd als verskunstenaar een wonderkind, neen, een der sterkste en fijnste, tevens meest-persoonlijke dichters van Frankrijk. In schijn dragen deze verzen - de eerste die sluiten op ‘Le Bateau ivre’ en ‘Les Corbeaux’ - het merk van het hoogst-bereikbare talent; zij zijn van eene spontane zekerheid, eene geniale frischheid in het definitieve van hun vorm, waar het meer-fluïde, lang niet zoo vaste, vaak hortende, soms stamelende van de gedichten, die in de latere ‘Illuminations’ zijn opgenomen, voor elken gewonen lezer leelijk bij afsteken zal; al weet hij, die Rimbaud kent en doorziet, te goed welke grondige ontwikkeling ook van het talent het sterk-elliptische of sinuëus-verglijdende van deze, anders onrustbarende, lang niet onmiddellijk-bevredigende verzen, beteekent.
| |
| |
Hierin Verhaeren bij Rimbaud te vergelijken (dien ik als voorbeeld koos omdat geen dichter zulke scherpe, en tevens voor den doorsneê-liefhebber-van-poëzie teleurstellende ontwikkeling vertoonde) gaat niet aan. Verhaeren weliswaar bleek eveneens van bij zijn eersten bundel een rijk instrument volkomen meester te zijn. Zou echter tot bij ‘Les Villes tentaculaires’ zijne virtuositeit boek aan boek schijnen te rijzen, het kan goed gebeuren dat sommigen in ‘Les Forces tumultueuses’, ‘La multiple Splendeur’ en ‘Les Rythmes souverains’ noode de luide en machtige assonanties, de hamerende en beitelende stafrijmen en de rijkwisselende, steeds zoo bewust-wendende arabeske van den rythmus missen die van ‘Les Villages illusoires’ bijvoorbeeld een zoo uitzonderlijk boekje maken. Al meenen wij dat, in zijn onopgesmukten, naakteren eenvoud, deze jongste bundel van den Meester: ‘Les Blés mouvants’, ook hierin - aan talent dus - hooger staat.
Waar de minder-gevoelige, minder-geoefende lezer, die het, wat betreft talent, waarschijnlijk eerder met ‘Les Campagnes hallucinées’ houdt dan met ‘Les Heures d'Après-midi’, nu eveneens beseft dat geen dichter van dezen tijd op eene schoonere loopbaan kan wijzen dan Verhaeren, zoo kan dat dus niet zijn omdat hij ondervindt dat dezes talent grooter en grooter geworden is.
Het kan het nog minder zijn, geloof ik, omdat hij zijne oorspronkelijkheid scherper en scherper gaat vinden. Oorspronkelijkheid, personaliteit, in den zin genomen dien het ‘lezend publiek’ aan het woord geeft:
| |
| |
zij rijst natuurlijk naarmate de dichter zich meer en meer individuëel aan gevoel en zegging onderscheidt; naarmate hij innerlijk, en uiterlijk vooral, van het aangenomen-normale afwijkt. Dat normale: het is nu weliswaar weder eene dier entiteiten, waarvan de beteekenis meer op eene taciete overeenkomst dan op eene gedegene werkelijkheid berust. Mîjne natuurlijke norma kan de ùwe niet zijn; en gij zijt misschien allang uw persoonlijk spoor bijster, als ik het mijne nog volg met luchtige zekerheid. Daarenboven maakt elk individu (en bij dichters is dit van zeldzaam gewicht) op sommige oogenblikken van zijn leven, crisissen door, waarin hij zeer bepaald afdwaalt van het eigen oorspronkelijke wezen, en er dan ook meer of minder geestelijk-gewijzigd, laat staan gehavend, afkomt. Zonder te spreken, natuurlijk, van dezen die inderdaad en bij voortdurendheid der pathologie behooren. En het spreekt dan ook van zelf dat, zoo onze individu een dichter is, zijne poëzie aan uitzonderlijkheid (gewone opvatting van het woord oorspronkelijkheid) zal winnen, naar de crisis heviger ondergaan en uitgedrukt is, en dat - om tot Verhaeren terug te keeren - ‘Les Flambeaux noirs’, boek eener geestesziekte, aldus oorspronkelijker zal lijken dan ‘La multiple Splendeur’, boek meer nog van algemeen-ethische dan van persoonlijk-aesthetische beteekenis.
Zoo de dichtersloopbaan van Emile Verhaeren schooner en schooner het heden doorstraalt en de toekomst schijnt te belichten, ook in de oogen van dezen, wier bezigheid elders ligt dan in het ontleden van verzenbundels, en dit niet kan toegeschreven aan de ontwikkeling van zijn talent of van zijne uitzonderlijkheid, dan
| |
| |
moet deze ook door kruideniers erkende evidentie hare verklaring natuurlijk zoeken in andere bestanddeelen van Verhaeren's kunst.
‘In zijn genie’, zullen bedoelde kruideniers onmiddellijk antwoorden. - Zij, die meenen uit de literaire geschiedenis op te mogen maken, dat juist dèze dichters het geniaalst zijn gebleken, die buiten hun tijd, bóven hun tijd stonden, al waren zij er nu ook het hoogste en heerlijkste resultaat van, - resumeerende wezens die, uit eigen wezen en wezen hunner omgeving, schakel aan schakel de hoogere menschelijke gevoelens boven alle gemakkelijke toevalligheden om, verbonden tot de keten van het gesublimiseerde menschdom, - zij, die zulke opvatting zijn toegedaan (en overigens, kruideniersverklaringen voor meestal holle noten hebben leeren houden), zullen bij de orakelende uitspraak: ‘aan zijn genie’ blijven twijfelen in onvoldaanheid. - Doch, zoo daar zijn, die de wonderbaar-adequate uiting van heel een tijd, van het precies-momentane, nog ongelouterde, nog ongeschifte en ongerangschikte van een tijd door den luiden en geestdriftigen mond van een dichter voor genie houden; die beheerschen en óverzien beneden medeleven-in-volle-overgave achten, en meenen dat de geringste gebeurtenis is als een atoom bij welks afwezigheid de sterkste gebeurlijkheid ineen kan stuiken; die eindelijk oordeelen dat afzondering en beschouwing niet naar algemeen begrijpen en beminnen, en alleen naar egoïsme en verdorring leiden: die hebben gelijk te beweren, dat Verhaeren het aldoor rijker bloeiende van zijne loopbaan dankt aan wat men terecht dan noemt zijn genie.
Want Verhaeren is in deze wonderbaar, dat nimmer
| |
| |
misschien en nergens, zelfs in landen en onder samenlevingen die, evenwichtig, dergelijke wisselwerking van maatschappij en individu gemakkelijker maakten, - dat nimmer en nergens een dichter is opgestaan, die mocht bloeiën als eene grandioze en rustige roos, als eene bloem van kalm en stadig-stralend vuur, uit de doorwoelde aarde, uit den gloeienden krater eener wereld, die, aangeblazen door de tegenstrijdigste winden, nu schroeiend is om straks in zwarte roetwalmen te verstikken; uit eene onrust die alle geloof aan het wankelen en smooken brengt als een toorts in den regen; die de sterkste geest verdooft als een vlam in eene angstig-luchtijle ruimte. Het haast-ongelooflijke in het dichtersleven van Verhaeren, in een leven dat schooner en schooner wordt, is, dat het daar zoo troostelijk en zoo bezielend staat te gloren, met al zijn schoone, bezonkene en blijde vrede, in een tijd die nu meer dan eene eeuw de geestelijkwoeligste is die Europa sedert eeuwen heeft gekend, in een land dat als het brandpunt is waar de elkaar bevechtende stralen zich in één fel licht samen komen verteren (en het vergoelijkend optimisme der Belgische bourgeoisie, dat alles tot middelmaat herleidt, maakt het niet beter!) en dat hij nochtans, hij, Verhaeren, de juiste, de minst-dubbelzinnige, de meest-rechtstreeksche, de wellicht haast-onbewuste, de klaarblijkelijk-voorbestemde uiting van dien tijd is en van dat land.
Neen, Verhaeren is nu eenmaal niet de herborene Adam, de aldoor nieuwe en ongerepte menschenziel die, hoewel rijk aan de ervaring van alle tijden, ze nochtans telkens als een nieuwe vreugd of een nieuwe smart herleven moet. Hij is niet een mensch-bloot-mensch.
| |
| |
Hij is niet De Mensch-zonder-meer, zooals ik mij nu eenmaal den oppersten dichter voorstel. (Al zijn daar de drie engelachtige en toch zoo menschelijke bundeltjes: ‘Les Heures claires’, ‘Les Heures d'Après-midi’ en ‘Les Heures du Soir’: voor mij nog steeds het hoogste in Verhaeren). Maar er is tusschen hem en het tijdperk waar hij in leeft en het land waar hij geboren werd (zoo zijne opleiding hem ook van dit laatste naar de taal, natuurlijke uiting, vervreemden moest) eene eenheid ontstaan, eene echte samensmelting gebeurd, - en boven die samensmelting leeft nu, als boven kokende metalen, eene ijle zindering van licht, - zooals sedert heel lang, en nooit misschien zoo innig en zoo aantrekkelijk, was voorgevallen. Verhaeren is het gevoelig verstand van onzen tijd, en is het van nature, zonder dwang van buiten en zonder eigen moedwilligheid. En - 't meest wondere van al - voor den minsten kruidenier is dit duidelijk geworden, en wordt het dag aan dag duidelijker.
Merkwaardig is daarenboven, dat de eerste bundels van Verhaeren meer opzet verraden, dan de meeste volgende. In ‘Les Flamandes’ en in ‘Les Moines’, ontstaan trouwens op een tijdstip dat het parnassiaansch objectivisme niet geheel had uitgediend, wil de dichter blijkbaar standpunt nemen: hij bewijst, niet zoozeer door uitstorting van innerlijk wezen als door bewerking van buiten hem staande feitelijkheid, dat hij zich een Vlaming weet in de twee traditioneele factoren van zinnelijkheid en mysticisme. Wat nogal gemakkelijk en ook toen nogal naïef was, al kwam hierbij heel veel talent heel wat voorbedachtheid vergoelijken. Maar bij de volgende trilogie reeds: ‘Les Soirs’, ‘Les Débâcles’,
| |
| |
‘Les Flambeaux noirs’, heeft de tijd, heeft de ziekte van zijn tijd Verhaeren te pakken. Alle ‘pose’ is uitgesloten, en reeds lijdt de Vlaming onder zijn Europeeërzijn, te heviger omdat hij zich thans in alle werkelijkheid Vlaming voelt. Het is de tijd, dat Russisch medelijden en Russische opstandelijkheid - literaire bestanddeelen - het gevoel van sociale ontreddering bij vele dichters voeden kwamen. Het spreekt vanzelf dat dezen geen persoonlijk aandeel konden hebben in militant, misschien geestbevrijdend maar al te simplistisch anarchisme. Zulke toestanden, die in haast alle zuivere gewetens van dien tijd om meer rechtvaardigheid schreeuwden, al zou deze dan ook niet kunnen worden geboren dan uit de ergste en gevaarlijkste maatschappelijke storingen, zouden om die reden velen ziek maken in zulke mate,... dat zij nooit zouden genezen van de onstuimige liefde en den onverwoestelijken haat, die voortaan de deesem van hun leven zouden zijn. De pezige Verhaeren genas van de gevaarlijke utopie die het anarchisme zou blijken; liefde en haat, die hem echter van zijn zieken waan overbleven, uitte hij in ‘Les Villages illusoires’, in ‘Les Campagnes hallucinées’, in ‘Les Villes tentaculaires’, in zijn schoon drama ‘Les Aubes’. En de Vlaming, die hij was, hoefde hierbij geen opzet meer, om zich te vertoonen. Juist omdat hij lief had en haatte in alle physiologische oprechtheid, had hij waarachtig niet meer noodig, den sensuëelen mysticus, of den mystieken sensuëele te fingeeren... - De onrustige tijden gingen bezinken; of beter: 't gestrooide zaad schoot dieperen wortel, en spriette niet langer uit als hondsgras en dolle kervel. En weêr is Verhaeren een
| |
| |
trouwe spiegel van die tijden, en, meer dan ooit, van zijn land en 't onoverwinnelijke optimisme ervan. Niets verwaait uit eene gezonde ziel zoo spoedig als haat: Verhaeren houdt alleen de liefde over, waar hij de formule in vindt, die voortaan zijne geheele philosophie zal zijn: ‘Admirez-vous les uns les autres.’ Ons samenleven van bewuste degelijkheid, van eng misschien maar veerkrachtig en per slot dan toch vruchtenrijk realisme, dat weliswaar een hongerige ziel al te gemakkelijk sust bij de gezonde moeheid van een werkdadig lichaam: gij vindt het uitgedrukt in de magnifiek-betrouwende zangen die de vier-vijf laatste boeken van Verhaeren uitmaken. En in ‘Les Blés mouvants’, zijn laatsten, pas verschenen bundel, drukt hij, meer dan ooit en beter dan wie, de les uit van onzen helaas-berustenden, maar goddank-hoopvollen tijd: de liefde voor, de wijsheid vanwege het Leven.
In dit boek keert de dichter, als naar het oord der rust, naar 't eigene Vlaanderen terug. Maar welk verschil hier met ‘Les Flamandes’, zijn aanvangswerk, waar het nochtans onmiddellijk aan denken doet. Hoever zijn wij hier van lekker objectivisme zonder-meer! Men leze maar
La Belle Fille
Au coeur de la moisson dont s'érigent les ors
Quand la clarté se boit, se mange et se respire,
Je suis tes pas aux champs, et longuement j'admire
Le faisceau de santé que dresse et meut ton corps.
| |
| |
Le dur et franc travail fait ton effort superbe,
Les gars à coups de faux abattent le froment;
Mais ce sont tes deux bras à toi, qui fortement
Nouent les épis d'un tour de poing et font la gerbe.
Tu adores l'élan, la peine et la sueur,
Le geste utile et clair dans la belle lumière,
Et tes yeux sont vaillants à travers la poussière
Que soulève la hâte autour de ton labeur.
Un sang rouge et puissant circule en tes artères
Et colore tes seins superbement debout,
Et ta bouche est charnue et tes cheveux sont roux,
Et ton corps est heureux de marcher sur la terre.
Jusqu'aux heures du soir où les faucheurs s'en vont,
Tu t'attardes dûment à la tâche vitale,
Et l'entêtement doux de la Flandre natale
Par-dessus tes regards luisants bloque ton front.
Aussi, dans les polders de Tamise et de Hamme,
Ceux dont l'amour soudain rend les coeurs haletants
Songent à la vigueur belle de tes vingt ans
Quand ils rêvent, le soir, quelle sera leur femme.
Ta ferme claire, un jour, avec son pignon droit
Luira dans l'or des grands blés mûrs, épanouie;
Ta volonté sera largement obéie
Et l'ordre et l'abondance habiteront ton toit.
| |
| |
Et la vie éclora de ton ventre robuste,
Nombreuse et violente ainsi qu'aux temps anciens,
Et tes enfants seront l'orgueil et les soutiens
De ta vieillesse lente et de ta mort auguste.
Wie, in de drie laatste strophen van dit gedicht, niet gevoelt dat eene prachtige werkelijkheid zich in eene bezonkene wijsheid omzet, is niet vatbaar voor poëzie.
Maar allen zult gij het gevoelen, want het lijkt zoowaar de gemakkelijke wijsheid-van-den-dag te zijn.
Terwijl het, trouwens, toevallig eene eeuwige wijsheid is.
De Amsterdammer, 15 Maart 1914.
|
|