Verzameld werk. Deel 1. Lyrische poëzie
(1948)–Karel van de Woestijne– Auteursrecht onbekend
[pagina 83]
| |
De boom-gaard der vogelen en der vruchten
| |
[pagina 85]
| |
[pagina 87]
| |
Gij spraakt: ‘En slaak uw vreugd, noch laat uw oogen toe
die 't dralend waren van uwe oude wanen weren:
de reinste dag is zwaar van avond-zwoel begeeren;
de blijdste nacht verloomt en laat u morgen moe.
Leef voort. Neem deze Toorts: ze is asch; ze en weegt; en hoe
uw kommer slenke in hoop, of hope in kommer keere:
en merk heur smeule', hoe 't druilt in duistren of vermeêren,
maar slaap gerúst, gij wien 'k dees schaamle gave doe.
Ten zoomre van uw jaar, ter zonne van uwe ure,
ter felle laaië van uw helste levens-koorts
en zal haar vonke in u meer dan uw weren duren...
- Maar naêrt de herfst die de' avond zeult: o Liefde-toorts,
niet-waar, niet-waar, wanneer híj rilt van heulloos denken,
zal bréed uw vlamme zijn, die hem te míj zal wenken’...
|
|