Het vader-huis(1903)–Karel van de Woestijne– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 64] [p. 64] [Als, bij moe-tanend avond-lichten...] Als, bij moe-tanend avond-lichten, angst daalt in onze aanwezigheid, zijt gij 't, die voor onze aangezichten de vreê der avond-lampe breidt. Wij zitten, en ons leden wegen, zwaar van stil-naedre dage-dood; gíj hebt zacht woorden die verplegen, en breekt het vredige avond-brood. En wij, die uwe gaven eten, wij rusten in uw blijden haard, en zien, ons leed bijna vergeten, uw hand die stil de kruimels gaêrt; en slapen in uw teêre zorgen, en raden, niet hoe, troost-gewijd, gij, voor u-zelf misschien verborgen, van lijde' een béetre liefde zijt. Vorige Volgende