'Altijd maar bijeenblijven'. Brieven aan C.A.J. van Dishoeck, 1903-1929
(1997)–Karel van de Woestijne– Auteursrechtelijk beschermd189 Zwijnaarde, 13 december 1928Zwijnaarde, 13 December 1928 ‘La Frondaie’
Waarde Vriend, Ik heb uw laatsten vriendelijken brief met groot genoegen gelezen. Dat het u beiden en uw kinderen allen zoo goed gaat, maakt me blij. Men heeft toch altijd loon naar werken, en ook wij worden in onzen zoon beloond. Zooals gij weet, is hij tegenwoordig te Parijs, waar hij zijn studies voortzet in de ‘Ecole normale supérieure’, in opdracht van de Faculteit der letteren van de Gentsche Universiteit. Om de twee jaar zijn er slechts twee afgevaardigden voor de vier universiteiten van het land. Dat geldt dan ook als een groote eer, die eene schoone toekomst opent. Maar het heeft een keerzijde: het kost mij maandelijks heel veel geld. Wij hadden gehoopt op eene studiebeurs, maar daar schijnt niets van te zullen komen: ik ben immers professor, hetgeen geen aanbeveling is, integendeel... In uw brief spreekt gij over dat ‘vergelijk’ dat wij zeker wel treffen voor de heruitgave van de ‘Werken’. Ik zie hieromtrent uw bezoek te gemoet om tot eene definitieve overeenkomst te komen. Hoe spoediger hoe liever, en gij doet mijn vrouw dan zeker wel het genoegen, bij ons te komen lunchen of dineeren. Wil dan zoo vriendelijk zijn ons intijds te verwittigen. Intusschen wil ik u weêr iets vragen: tusschen uitgever en schrijver kan het wel niet anders, of er moet spraak van geld zijn. Gij moet weten, toen uw laatste brief Zwijnaarde bereikte was ik al lijdend aan grippale bronchitis; met een winter als deze wordt het er niet beter op, zoodat ik in de onmogelijkheid verkeer, het werk te leveren dat mij onmiddellijk geld opleveren kan. Dat geld heb ik nu noodig, gedeeltelijk | |
[pagina 226]
| |
om het op te sturen naar mijn zoon die anders, daar op den vreemde, in verlegenheid geraakt. Daar gij zoowel als ik de zekerheid hebben, tot eene voor beiden bevredigende oplossing te komen wat honorarium betreft, zoo vraag ik u (met tegenzin, maar omdat ik voor het oogenblik geen anderen uitweg zie): zoudt gij mij niet willen een nieuw voorschot sturen van, bv., 1500 frs.? Dat is nauwelijks 100 gulden voor u, en mij trekt gij er meê uit de moeilijkheden. Doe dat, nietwaar? Het is immers maar een voorschot op de beloofde 2000 frs. per deel. En ons, mijn vrouw en mij, bewijst gij een dienst waar wij u uiterst dankbaar voor zullen zijn. Ik hoop dan ook spoedig een gunstig antwoord.Ga naar voetnoot1 Intusschen sturen wij U, met mijn respect aan Mevr. van Dishoeck, onze hartelijkste groeten. Uw genegen Karel van de Woestijne |
|