'Altijd maar bijeenblijven'. Brieven aan C.A.J. van Dishoeck, 1903-1929
(1997)–Karel van de Woestijne– Auteursrechtelijk beschermd186 Zwijnaarde, 13 juli 1928Zwijnaarde, 13 Juli 1928
Waarde Vriend, Ik zit in volle examensdrukte en vind eerst nu een rustig oogenblikje om op uw laatsten brief te antwoorden. Ik kan het heel goed begrijpen dat gij u in de eerste plaats stelt op uw uitgeversstandpunt.Ga naar voetnoot1 Deze nieuwe druk der ‘Werken’ kan, het spreekt van zelf, geen zaak van onmiddellijken verkoop zijn; dat het hier echter gaat om aanhoudende verkoop (gij hebt mij zelf gezeid dat mijn boeken nog jaarlijks verkocht worden, hetgeen trouwens blijkt uit dezen herdruk), heeft toch ook zijne waarde, naar ik meen. Het geeft mij het vertrouwen, u mijne schrijversinzichten mede te deelen. Deze nieuwe, definitieve uitgave, brengt voor mij meê: 1o het zeer zorgvuldig herzien van een, immers voortaan ne varietur, tekst. Aan de verzen valt uit der aard weinig te veranderen. Maar dit is alles behalve het geval met het proza. Gij hebt met den ‘Sikkel’-druk van ‘Christophorus’ kunnen merken, dat ik er heel wat aan moest wijzigen:Ga naar voetnoot2 ik moet streven naar volmaaktheid, en ik doe het in geweten, en zal het ook moeten doen met al het prozawerk. Dat zal van mij heel wat moeite vergen. Dat mijn arbeid er eene andere, bepaalde en onveranderlijke gedaante door krijgt, kan ten goede komen aan den verkoop, als er van uwentwege op gewezen wordt. | |
[pagina 222]
| |
2o ik heb u geschreven dat in de volgende deelen heel wat nieuws komt: ongebundelde opstellen in ‘Kunst en Geest’, een gansch nieuw deel bij ‘Afwijkingen’, nieuwe verzen bij ‘Epiek I’, een nieuwe bundel in den aard der ‘Interludiën’. Dit alles zijn geen herdrukken; ik heb er dus nooit honorarium voor gekregen. Nu wil ik mij gaarne neerleggen bij Uw voorstel, mij tweeduizend francs uit te betalen bij elk nieuw deel der ‘Werken’. Laat ik u verzoeken, mij die som te sturen onder het verbeteren van telkens de drukproeven. Wij houden ons dan ook verder bij de afspraak, dat twee deelen per jaar verschijnen, maar laat er ons dan bijvoegen, dat twee een minimum is. Ik zou U echter willen vragen mij een extrahonorarium te verleenen, telkens er in één der deelen, nieuwe en ongebundelde brokken voorkomen. Dat extrahonorarium zou dan vastgesteld worden naar gelang van den nieuwen, ongebundelden inhoud. Voor het onuitgegeven deel ‘Epiek’ bijvoorbeeld zou het twee maal het gewone honorarium, d.i. 4000 F bedragen; het zou natuurlijk minder zijn als het nieuwe deel slechts de helft of een derde van den inhoud is. Dit komt mij billijk voor, aangezien een onuitgegeven werk meer kans op aftrek vindt dan een herdruk. Laat ik U dan verder voorstellen dat de inhoud der opvolgenlijke deelen en de opvolging daarvan niet dan na gemeenschappelijke afspraak gebeurt, en dat alle wijzigingen en toevoegingen aan mijne beslissing zijn overgelaten: ik alleen ben daar immers aansprakelijk voor, en het gaat hier om eene definitieve uitgave. Ik erken hierbij vnn u ontvangen te hebben: 1o vijfhonderd gulden, in 1913 en 1914, naar uw eigen opgave;Ga naar voetnoot3 2o tweeduizend francs, in Maart 1928. Deze laatste som kan ik, naar de voorstellen die gij mij doet, beschouwen als honorarium voor het eerste deel der ‘Werken’, als ‘Lyriek I’, waarover mijn herhaalden dank. Zij komt dus te vervallen. Blijven de fl. 500. Gij berekent ze naar den tegenwoordigen prijs van den gulden, d.i. 14 F ongeveer, zoodat ze op dezen dag 7000 fr. zouden waard zijn. Laat mij toe, u in deze niet te volgen. Ik heb die som ontvangen vóór den oorlog. Toen ging de gulden ± twee fr. Die fl. 500 waren dus 1000 frs. waard, en zij behouden in den tegenwoordigen tijd juist dezelfde waarde, aangezien ik ze al lang niet meer heb, en er dus geen 7000 frs. meer voor koopen kan. Dit spreekt, naar mij dunkt, van-zelf, en gij zult dan ook mijn standpunt zeker begrijpen. Zoodat ik U geen zevenduizend, maar duizend francs schuldig blijf. Deze som beschouw ik als voorschot op het, thans afge- | |
[pagina 223]
| |
drukte, deel ‘Lyriek II’; waarop mij derhalve nog 1000 frs. zou toekomen. Ik vertrouw dat wij het hierover eens zijn. Wees zoo vriendelijk het mij te bevestigen, zoo spoedig mogelijk. Intusschen sturen wij U allen onze hartelijkste groeten. Mijn respect aan Mevr. van Dishoek s.v.pl. Uw steeds genegen Karel van de Woestijne
Werken, I. Lyriek I. Vroegere gedichten; Het vader-huis; De boomgaard der vogelen en der vruchten, 1928.
Werken, II. Lyriek II. Het gedicht; De gulden schaduw; De rei der maanden; Het huis van den dichter, 1928.
|
|