'Altijd maar bijeenblijven'. Brieven aan C.A.J. van Dishoeck, 1903-1929
(1997)–Karel van de Woestijne– Auteursrechtelijk beschermd170 Pamel, 15 maart 1918Pamel (Brabant), 15 Maart '18
Waarde Vriend van Dishoeck, Ik heb Uw langen brief goed ontvangen, - wel met vertraging, wat aan mij ligt. (Straks ziet gij waarom.) Mag ik eerst het zakelijke afhandelen? Ik heb van u ontvangen:
Wat de 488 francs betreft, dat moet eene vergissing zijn; die heb ik voor u, voor zoover ik mij herinner, niet ontvangen. Wél herinner ik mij dat gij mij, toen ik in 1914 om geld vroeg, hebt geschreven dat Sabbe mij dit uitbetalen zou op geld dat hij voor U had opgehaald. Sabbe deed dit echter niet, en toen hebt gij mij het geld langs Nijgh laten sturen. Herinnert ge u nog? Of is er vergissing van mijnentwege? Misschien wilt gij dit wel in het klare trekken. ‘Omzettingen’ ontvangt gij over enkele weken. De 3e bundel verzen (mét ‘Het gelaat’ dus) komt, zooals ik U reeds schreef, van zomer. Hij is klaar, maar ik hou hem nog graag wat onder mij. Dat wordt zéker mijn beste boek; daarom wil ik het zoo | ||||||||||||||||
[pagina 207]
| ||||||||||||||||
zorgvuldig mogelijk afmaken. Gij hebt nu ‘Janus’ herdrukt, en, naar Herman Teirlinck mij schreef, zijt gij van plan nog een ander boek van mij heruit te geven, volgens Mevr. Geudens hem zei (ik mocht haar tot mijn spijt niet ontmoeten; zij had den titel van het boek vergeten; misschien wilt gij mij hierover wel inlichten).Ga naar voetnoot1 Nu hebt gij mij voor den herdruk van den eersten bundel verzen een klein honorarium betaald; gij doet zeker wel hetzelfde voor ‘Janus’ en voor dat derde boek. Zoodat ik U, eens ‘Omzettingen’ en het 3e boek verzen bij U, vermoedelijk niets schuldig meer zijn zal. Misschien krijg ik zelfs dan nog wel iets van U. Schrijf mij ook dáár eens over. Iets anders nu, dat veel pijnlijker is. Gij schrijft mij van al die miserie om u heen, die gij helpt lenigen. Gij zegt mij ook dat het leven voor U Hollanders lang niet aangenaam is. Beste vriend, wist gij maar hoe het ons hier in België vergaat! En klein voorbeeld: boter, voor zoover te krijgen, kost tot vijf en dertig frs de kilo; vleesch een goede twintig francs. En het overige is evenduur, - altijd als men het koopen kan. Van koffie en thee is allang geen spraak meer. En 't wordt langs om erger, ook hier op het land. Wij zijn echter een taai ras: wij willen niet ondergaan; zoo houden wij er den moed in, en willen voor niets ter wereld in asch en zak gaan zitten. Maar nu komt daar iets persoonlijks bij, dat mij dieper treft dan de algemeene ontbering: sedert een kleine drie weken ligt mijne vrouw doodelijk ziek te bed: koortsen die niet wijken willen, bijna nooit minder dan veertig graden, en vannacht heeft zij veel bloed verloren. De toestand is zeer bedenkelijk; of wij er haar doorheen halen...? De dokter noemt den naam der ziekte niet, maar - ik kan hem raden. Stel u mijn situatie voor... De levensduurte is er schuld van, dat wij dag aan dag leven van mijn, zeer geslonken, inkomsten. Maar geld heb ik niet liggen, dat begrijpt gij, en - geld heb ik dringend noodig, niet alleen voor thans, maar... voor hetgeen ik helaas moet vreezen. - Nu heb ik u geschreven over dien nieuwen roman van mij, en gij schijnt bereid hem uit te geven. De ‘Wereldbibliotheek’ wil er mij achthonderd gulden voor geven, voor de 2000 eerste exemplaren, onmiddellijke betaling. Er is nog eene andere firma die mij naar een roman vraagt. Ik wensch echter bij U te blijven, zooals ik U reeds schreef. Maar zou dan willen dat gij mij bij ontvangst een twee honderd vijftig gulden als voorschot sturen zoudt. Ik verzeker U: ik heb ze dringend noodig, en zou ze U niet vragen, was mijn positie niet zoo verschrikkelijk. Ik twijfel dan ook niet, of gij wilt mij nogmaals helpen. Stuur mij dan dat geld zoo spoedig als gij kunt, langs de administra- | ||||||||||||||||
[pagina 208]
| ||||||||||||||||
tie van de Nieuwe Rotterd. Courant, met verzoek onmiddellijk te laten volgen. Over een tiental dagen zal ik gaan zien of het toegekomen is. Ik ben overtuigd dat gij mij niet zult teleurstellen: ik reken op u als op een redplank! Neem mij niet kwalijk zoo ik ophou: mijn dierbare zieke heeft mij noodig. Nogmaals: ik reken op u! Met mijn besten dank bij voorbaat, Uw steeds toegenegen Karel van de Woestijne V.l.n.r. Mariette en Karel van de Woestijne met hun kinderen Lily en Paul, Zwijnaarde 1928. (Foto Edgar Barbaix, Gent; collectie Letterkundig Museum, Den Haag.)
|
|