'Altijd maar bijeenblijven'. Brieven aan C.A.J. van Dishoeck, 1903-1929
(1997)–Karel van de Woestijne– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 163]
| |
140 Laken, 24 februari 191324 Februari.
Waarde Vriend, Ik heb U bij onze laatste ontmoeting gezeid, dat ik U binnenkort weêr zou lastig vallen met een nieuw boek.Ga naar voetnoot1 En daar ben ik al. Ziehier waar het om gaat. Ik zal over een paar maand (laat ons zeggen: aanvang-Mei) klaar zijn met een reeks gedichten: ‘Het Gelaat des Dichters’, dat, als ‘Het Vaderhuis’ en ‘Het Huis van den Dichter’ (om die twee voorbeelden maar te noemen),Ga naar voetnoot2 éen geheel uitmaakt, - geheel dat echter afhangt van een grooten bundel gelijk ‘De Gulden Schaduw’), die heeten zal: ‘Het Licht der Kimmen’.Ga naar voetnoot3 Nu heb ik, om volgende reden, tot plicht, dat ‘Gelaat des Dichters’ afzonderlijk uit te geven. Einde dit jaar valt de Prijs-Aug. Beernaert, 1000 frank, uit te reiken door de Koninklijke Vlaamsche Academie.Ga naar voetnoot4 Nu wil ik voor dien prijs mededingen met minstens twee werken: bedoelde verzen en een bundel proza, waar ik U binnen enkele maanden over schrijf.Ga naar voetnoot5 Ik ding mede, omdat ik zoo goed als zeker ben, den prijs niet te hebben: deze zal gaan naar een of ander, meer of minder beminnelijk tweederangswerk. Nu is het Gelaat des Dichters, naar oordeel van mijne vrienden, het allerbeste wat ik ooit geschreven heb en misschien ooit schrijven zal (fragmenten verschenen in ‘De Gids’ en ‘Groot-Nederland’).Ga naar voetnoot6 En 't proza dat nog komen moet (een boek als ‘Janus’), zal ook veel beter zijn dan wat ik tot hiertoe gaf. Nu begrijpt gij mijne bedoeling: dát werk stellen, dat niet zal bekroond worden, tegenover het wélbekroonde van tweeden rang... Ik had er aanvankelijk aan gedacht, dat ‘Gelaat’ uit te geven in een luxeuitgavetje, op een zeer beperkt getal exemplaren, die zouden uitverkocht zijn tegen het verschijnen (einde 1914) van ‘Het Licht der Kimmen’.Ga naar voetnoot7 Ik ben toen echter gaan denken, ons beider leus indachtig: ‘altijd maar bijeenblijven’, dat het beter was, U het boekje aan te bieden. Het zal ± 150 bdz. groot worden, gewone letter, gewoon papier, gewoon formaat. Men zou op een nogal groot getal exemplaren kunnen trekken, om volgende reden: ‘het Gelaat des dichters’ is het eerste deel van ‘het Licht der Kimmen’, komt dus in dézen grooten bundel vooraan. Al de exemplaren, die niet in de afzonderlijke uitgave zijn verkocht, kunnen dus onveranderd dienen als eerste vellen voor ‘het Licht der Kimmen’. Zelfs de pagineering blijft immers dezelfde. Alleen omslag en vóorwerk zouden veranderen, - en daar zijn de kosten niet zoo groot voor. Bij verschijnen van ‘Het | |
[pagina 164]
| |
Licht der Kimmen’ zou die eerste oplage van ‘Het Gelaat des Dichters’ dus feitelijk uitverkocht zijn, vermits de overblijvende exemplaren zouden verwerkt worden in den volgenden, grooten bundel. Over honorarium zouden wij wel te akkoord komen. En daar ik U van volgende week af kopij kan sturen van de twee eerste vellen druks, zoudt gij misschien het boek al kunnen meênemen op Uwe voorjaarsreis, en ermede verschijnen tegen de zomervacantie.Ga naar voetnoot8 Wat zegt gij over dit alles? Het schoone portret dat mijn broer van mij heeft gemaakt zou hierbij misschien kunnen worden gereproduceerd, en dan wegblijven bij ‘het Licht der Kimmen’, - hetgeen van ‘Het gelaat des dichters’ wel degelijk eene aparte editie zou maken.Ga naar voetnoot9 En nogmaals vraag ik: Wat zegt gij? Ik zie met goed betrouwen
Uw antwoord te gemoet,
En zeg, naast zoon en vrouwe:
Van Dishoeck, wees gegroet!
(En nu, nu zal ik houën
Mijn snoet)
Karel van de Woestijne |
|