124 Schaarbeek, 16 mei 1911
16 Mei 1911.
Waarde Vriend van Dishoeck.
Ik ben geen zakenman, allerminst als het me-zelf aangaat. En voor wat de handelswaarde van mijn werk betreft: ik heb er geen flauw begrip van. In 't bepalen van honorarium zijt ge me dus geheel de baas. Ik zou me dan ook geheel neerleggen bij Uw voorstel aangaande mijne ‘Opstellen over Kunst en Geest in Vlaanderen’ (definitieve titel), indien ik niet méer noodig had dan de 300 frank die gij me aanbiedt... Als men te Brussel naar de Markt visch gaat koopen, en men dingt af, dan loopt het er altijd op uit dat de verkoopster voorstelt, het verschil in twee te deelen; en dát blijft dan eindakkoord... Nu wil ik graag aangenomen zien, dat mijn werk niet meer dan... visch is, laat staan: rotte visch, als gij er eveneens in toestemt, ons verschil in twee te trekken: ik zal honderd frank afstaan van de 500; voeg gij er honderd bij de 300, en laat ons afspreken dat ik U tegen 25 Mei 1911 de volledige kopij zend, terwijl gij me bij ontvangst ervan (want ik heb bij de 600 fr. te betalen einde der maand, en... ben er ver van, die rijk te zijn) 400 frank laat geworden.
Laat dit afgesproken zijn, wilt ge? en dat die afschuwelijke geldkwestie van tusschen ons beiden verdwijne! - Ik heb trouwens (dit als eindwoord over de zaak) in het Ministerie aangedrongen voor den aankoop van ‘Gulden Schaduw’ en ‘Afwijkingen’; antwoord was dat dit nu gauw zou geschieden. Ook die opstellen worden natuurlijk aangekocht. Zoodat ge al heel spoedig die 100 fr. zult hebben ingewonnen!
Mag ik daar nu spoedig antwoord op hebben, voor 't bijeenzoeken der kopij? Ik heb nu juist een beetje tijd...