'Altijd maar bijeenblijven'. Brieven aan C.A.J. van Dishoeck, 1903-1929
(1997)–Karel van de Woestijne– Auteursrechtelijk beschermd110 Sint Joost ten Noode, december 1909Geachte Heer, Mijne vrouw deelt me Uw geëerd schrijven meê. Uw schimpen is te gemakkelijk en uw beleedigen te lomp, dan dat ze me zouden kwetsen. Te meer dat Uwe aantijgingen op onwaarheden berusten.Ga naar voetnoot1 De drukproeven der 5 eerste vellen - misschien zijn er zes geweest - der ‘Afwijkingen’ ontving ik aanvang October. Ik stuurde ze onmiddelijk terug naar de drukkerij, waar U zich informeeren kan. Sedert dien ontving ik niets meer, sedert ruim twee maand dus. Voor wat den ‘Gulden Schaduw’ aangaat, de twaalf eerste vellen moeten U in drukproef terug zijn gestuurd door mijn vriend Firmin van Hecke, te Ertvelde, die zoo vriendelijk was ze na te zien.Ga naar voetnoot2 Na een laatste revisie, kan ik die laten afdrukken. Ziedaar de waarheid: zij komt niet overeen met hetgeen ge mij ten laste legt, en meent te moeten schrijven... aan mijne vrouw. Ik vraag me af waarom... Ik lig hier in bed, na ruim twee maand drie zieken te hebben opgepast: mijne vrouw, mijn zoontje en mijn schoonbroer, die alle drie nóg bedlegerig zijn. Ik-zelf ben uitgeput, kan niet meer opstaan. Ge kunt denken hoe aangenaam brieven als den Uwe zijn in zulke omstandigheden, vooral als ze op onnauwkeurigheden berusten. Na beleefde groeten Karel van de Woestijne
Ik begrijp niet hoe U aldus schimpt om werken, die U aangekocht en betaald hebt. Ik zag nooit iemand zoo weinig respekt hebben voor zijn eigendom.Ga naar voetnoot3 |
|