'Altijd maar bijeenblijven'. Brieven aan C.A.J. van Dishoeck, 1903-1929
(1997)–Karel van de Woestijne– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 129]
| |
103 Bosvoorde, april 1909Waarde Heer van Dishoeck, Ik heb goed nieuws, althans half goed: na haast een jaar wachten vraagt het ministerie mij den prijs (geb. en ing.) van ‘Janus’. Dit is de voorbode van eene bestelling, die, hoop ik, niet lang uitblijft. Wilt ge mij dien prijs mededeelen (in Belgisch geld)? Ik ken hem niet...Ga naar voetnoot1 En terwijl ik het over ‘Janus’ heb: ik heb er zóoveel weggegeven, dat ik er geen enkel exemplaar voor eigen gebruik van overgehouden heb. Mag ik mij voor éen ex. aanbevolen houden? Hierbij gaat, eindelijk, de proef van het proefveld.Ga naar voetnoot2 Mijne aanmerkingen schreef ik er op. Anders vind ik het wel heel goed. Het wordt dan weêr een mooi boek, uiterlijk althans. Mocht het ook innerlijk mooi gevonden worden! Voor mij is dit van 't allerhoogste belang. Ziehier waarom. (Dit alles ‘entre nous’, nietwaar.)Ga naar voetnoot3 Dit jaar vervalt de vijfjaarlijksche prijs voor Nederlandsche letterkunde. Dingen meê: de boeken vóor einde 1909 verschenen. Nu is men hier van gevoelen dat ik grooten kans op den prijs heb. Verleden maal werd proza bekroond (Streuvels);Ga naar voetnoot4 doorgaans gaat de prijs daarna aan een dichter, en ik heb geen ander mededinger dan René de Clercq.Ga naar voetnoot5 Nu vrees ik wel dat ik niets krijg, al stelt men mij hier boven de Clercq (in de laatste maanden verheug ik mij in stijgend sukses en voel ik veel warme sympathie om mij, vooral te Gent), en er zou heel wat gescholden worden, verkoos men mij m'n mededinger. Dit zal de jury zeker wel in 't oog houden. Er is echter nog een ander middel om die juryleden te verbluffen: dat is door het getal der boeken die men in de laatste vijf jaar heeft uitgegeven. En hier heb ik, met de ‘Verzen’, ‘Janus’ en den ‘Schaduw’, hooge troeven. Ik heb zelfs nog een ander bundeltje geheel klaar: proza, dat ‘Afwijkingen’ heet. Wilt ge dat hebben, om tegen Sinterklaas te laten verschijnen? Ik hoop dat ‘de Gulden Schaduw’ dan al lang uit de voeten is: ik zal mijn best doen met het proef-lezen. En ik herhaal: de ‘Afwijkingen’ liggen geheel klaar. Het is een klein bundeltje: een zeven vel druks maar; iets meer als we een kleiner formaat kiezen. Het zijn allemaal korte stukjes, een vijftiental, 't beste, vind ik, onder mijn proza. Zoo ge 't wilt, zou ik geen hooge eischen hebben. Voor mij is het hoofdzaak: 1o dat het dit jaar nog verschijnt, 2o dat het een mooie uitgaaf wordt. Ik hoop dat de ‘G. Sch.’ geen hinder is... Wilt ge me daar even een woordje over schrijven? De tekst kan ik u dadelijk laten geworden. (Ik zou hierover graag een zekerheid hebben, daar het vóor einde 1909 verschijnen moet.)Ga naar voetnoot6 | |
[pagina 130]
| |
Studenten van Leuven hebben me gevraagd, of zij eene bloemlezing uit mijn journalistiek werk mogen uitgeven. Ik heb ja gezeid, al krijg ik er geen cent honorarium voor. Het ding zal ‘Het dagelijksch Brood’ heeten, en in October verschijnen. 't Wordt netjes gedrukt; is opgedragen aan Johan de Meester... Ik weet niet of daarmeê iets in Holland te doen is. Anders zou U daar wel een deel exemplaren aan den prijs van het drukwerk van af kunnen gestaan worden, denk ik, en uw naam als medeuitgever worden vermeld. Dit laatste zou ik persoonlijk zeer wenschelijk vinden, - al heb ik niet de minste opdracht om u daarover iets te vragen of aan te bieden! Het wordt een boekje van een 250 bldz., zoo weinig Belgisch, zoo weinig aktuëel mogelijk: alleen de fantazieën en de luimige kronieken. Wat denkt ge daarvan?Ga naar voetnoot7 Ik ben, Goddank, lichamelijk beter, en hoop dat ik nu weêr goed aan 't werk zal kunnen. Maar andere zorgen ontbreken niet! Met hoop op een antwoord en hartelijke groeten, Uw genegen Karel van de Woestijne |
|