'Altijd maar bijeenblijven'. Brieven aan C.A.J. van Dishoeck, 1903-1929
(1997)–Karel van de Woestijne– Auteursrechtelijk beschermd100 [Bosvoorde, 19 september 1908]Waarde Heer van Dishoeck, Behalve door een heer uit Groningen, wien ge zoudt aangeraden [hebben] mij niet te schrijven, daar ik nooit antwoord gaf, vernam ik niets meer van u.Ga naar voetnoot1 U heeft tochKwitantie van het door Van Dishoeck betaalde honorarium voor De gulden schaduw, 6 maart 1908. (Collectie Letterkundig Museum, Den Haag.)
| |
[pagina 127]
| |
die brief van voor een paar weken ontvangen, aangaande vertaling-Janus? Ik verzocht U, bij dien man onze gezamenlijke belangen voor te willen staan. Kwam daar iets van, of vernam U iets meer daaromtrent?Ga naar voetnoot2 Ik begrijp niet waarom over Janus gezwegen wordt zooals blijkt uit het weinige dat me door u werd toegestuurd.Ga naar voetnoot3 Kwam er niet iets in de ‘N[ieuwe] C[ourant]’, door Fritz Lap[idoth]? Afbrekend, hoorde ik, -: eene wraakneming?... Ik las het graag.Ga naar voetnoot4 Baekelmans, die er in 't lange en breede over schrijven wou, ontving niets, zei hij me Zondag. Ook Gust van Hecke niet, die het vroeg voor ‘Nieuw Leven’.Ga naar voetnoot5 Ik-zelf heb geen enkel exemplaar meer, zelfs niet voor eigen gebruik; anders had ik het die heeren gaarne gestuurd. Daar wilt U misschien wel voor zorgen nu... Ik hoorde ook niets over ontwerp-uitgave (formaat, letter, papier) van ‘den G. Schad.’, noch over prospectus. Nu dat de vacantie eindigt zou van het laatste werk moeten worden gemaakt. Wilt U daar eens aan denken? Met vriendelijke groeten Uw d.w. dr. Karel van de Woestijne |
|