'Altijd maar bijeenblijven'. Brieven aan C.A.J. van Dishoeck, 1903-1929
(1997)–Karel van de Woestijne– Auteursrechtelijk beschermd41 Sint-Martens-Latem, eind juli/begin augustus 1905Waarde Heer. Ik wilde U niet schrijven vóor dat de laatste druk-proef weg was, en wat ik dus aan mijn bundel nog te doen had, geëindigd. Dat is nú het geval: ik wacht alleen nog op een definitieven afdruk van de drie vôorlaatste vellen om 't afdrukken van 't laatste vel toe te laten, - en dan begint de taak van den inbinder... Gelukkig dat we zoover zijn! Gelukkig voor mij, die er eene nieuwe gelegenheid in vind, U nogmaals voor de zorg, waarmeê ge mijn Verzen hebt omringd, te bedanken. Ik heb de inteeken-kaartjes verzonden. Helaas, slechts weinig zijn tot op heden terug-gekomen. Dat ligt, denk ik, hieraan: dat uw kaartje van ‘Vlaamsche Schrijvers’ waar mijn bundel óok op voorkomt, éerst verzonden is geweest, zoodat al eenige inschrijvingen op mijn boek bij de boekhandelaars kunnen ingekomen zijn;Ga naar voetnoot1 en daarbij: het is vacantie! - Intusschen komen echter nog dagelijks inschrijvingen binnen, zoodat ik nog enkele dagen wacht vóor ik ze opstuur. A propos van die inteeken-kaartjes die bij mij inkomen moet ik u iets vragen. Herckenrath is bij mij geweest, en heeft me gevraagd of ik de ingevulde kaarten aan hem wilde geven: dat hij dan het getal ingeschreven boeken bij U bestellen zou (natuurlijk met zijne korting van boekhandelaar) en dat hij dan zelf die exemplaren zou ver- | ||||||||
[pagina 46]
| ||||||||
zenden. Ik heb hem natuurlijk geantwoord dat ik daar zonder uwe toelating niet kon in toestemmen, en dat ik U dus de vraag zou onderwerpen. - Herckenrath scheen dat niet plezierig te vinden... Ziedaar de vraag. Wat moet ik nu doen: U de kaartjes sturen, of aan Herckenrath? Ik beken U dat ik ongaarne zien zou dat Herckenrath, die onvriendelijk is geweest tegenover mij en me slechts opzoekt als er profijt bij is voor hem, achter mijn werk geld zou winnen, hoe weinig ook. Nog liever dan bij Krijn gaan... Maar ik bemoei me met zaken die mij niet aangaan. Wil zoo vriendelijk zijn mij te zeggen wat ik doen moet: U weet dat natuurlijk beter. - Zult U de recensie-dienst op U nemen? Zoo ja, mag ik U dan verzoeken een exemplaar te sturen naar volgenden Vlaamsche tijdschriften? (De Hollandsche tijdschriften en couranten kent U natuurlijk beter dan ik.) Wil dus sturen, bid ik U, naar:
Dat is wat veel gevraagd, misschien... en toch heb ik nóg een paar exemplaren te vragen. Ik weet uit goede bron, en 't is op aandringen van een officiëel persoon dat ik het doen zou, dat het opsturen van twee exemplaren naar het Ministerie, met een aanbevelenden brief (die ik hebben zal), voor gevolg zou kunnen hebben de bestelling van een zeker getal exemplaren. Dat ware niet te versmaden, nietwaar?... Nu heb ik wel de tien exempl. die U me afstaat, maar die zijn reeds uitgedeeld op voorhand. Is het veel-eischend, U nog die twee exempl. méer te vragen? Aanvaard bij voorbaat mijn besten dank. Nu heb ik niets meer te vertellen, geloof ik. Wil me gelooven, met mijne vriendelijke groeten en hoogachtend, Uw dw. dr. Karel van de WoestijneGa naar voetnoot3 | ||||||||
[pagina 47]
| ||||||||
Brief van Van de Woestijne aan Van Dishoeck, tussen 7 en 13 februari 1906 (brief 15). (Collectie Letterkundig Museum, Den Haag.)
| ||||||||
[pagina 48]
| ||||||||
|