'Altijd maar bijeenblijven'. Brieven aan C.A.J. van Dishoeck, 1903-1929
(1997)–Karel van de Woestijne– Auteursrechtelijk beschermd40 Sint-Martens-Latem, juli 1905Waarde Heer! Ja, ditmaal, en tot mijn groot spijt, lag alles aan mij. Maar hoe tegen mijn wil! Ik ben namelijk geruimen tijd ziek geweest aan de hooikoortsen, die me om Juni-Juli ieder jaar overvallen. En dan is men voor een heel tijdje belet te doen wat men zou willen, - waar men, overigens, volkomen willoos is. En dan moeten uwe naastbestaan- | |
[pagina 45]
| |
den het bekoopen, - en ook de bundel die verschijnen moet. Nu, genezen, heb ik heden rechtstreeks naar Thieme de laatste proeven en al het noodige opgestuurd, en kunnen we verder. Over veertien dagen kunnen we dus geheel klaar zijn, als Thieme meê-wil. Het komt er overigens niet op aan, als we een beetje later verschijnen, niet waar? Over de ‘Dubbelzinnige Verhalen’ schrijf ik U later. Mijn ziek-zijn heeft me gedwongen een heeleboel zaken aan kant te leggen, die ik nu in orde breng. Het zal wel mogelijk zijn, meen ik, er einde dit jaar, om Kerst-dag, meê te verschijnen.Ga naar voetnoot1 Ik blijf intusschen, met vriendelijkste groeten Uw d.w. dr. Karel van de Woestijne |
|