'Altijd maar bijeenblijven'. Brieven aan C.A.J. van Dishoeck, 1903-1929

9 Sint-Amandsberg, december 1904

Waarde heer van Dishoeck,

Is het te véel eischen, als ik U verzoeken zou, me, thans liever dan later, het honorarium voor de December-bijdrage op te sturen?¹ Ik verduik U niet dat ze te stade komen zou!

Ik heb het N^r van ‘Vlaanderen’ van U ontvangen. Hartelijk dank. Van Langendonck's opstel heeft me geroerd en verheugd, te meer omdat ik zijne oprechtheid en zijn ernst ken.²

Met dank en oprechtste hartelijkheid

Uw dw. dr.

Karel van de Woestijne

Ik hoop dat bij U alles goed gaat.

1 ‘Gedichten uit Den boomgaard der vogelen en der vruchten’, in Vlaanderen 2 (1904) 12 (december), p. 557-567.

2 Prosper van Langendonck, ‘Het vaderhuis’, in Vlaanderen 2 (1904) 12 (december), p. 568-575.

[p. 19]

Brief van Van de Woestijne aan Van Dishoeck, 18 maart 1903 (brief 1). (Collectie Letterkundig Museum, Den Haag.)

[p. 20]