De Lantaarn voor 1800
(1800)–Pieter van Woensel– AuteursrechtvrijNa-reeden.Een zeker Schrijver, die, onder lieden van vernuft, eene zekere reputatie heeft, en die reputatie verdient (de man heet H. Fielding ) getuigt, dat van alle zijne schrijverije niets hem meer moeite kostte, dan zijne voorreedens. Denkelijk wilde hij die voorredens schrijven in 't verrrouwen van ze leesbaar te maaken. Ongaarne wil ik deezen Autheur tegenspreeken; en gaarne bekenne ik, dat 't mij oneindig min moeite kostte deezen middag water baars te eeten, dan na dat eeten dit P.S. te schrijven. Gelooft mij, Bataaven! ik zou 'er niet aan getornd hebben, zo 't mij niet was voorgekomen, dat ik nog niet had uitgepraat. - Gelieft alzo te weeten, dat 't hoofdzakelijke van den inhoud van dit boekske geschreeven lag, in 't najaar des voorleeden jaars, dat is, even voor - en omstreeks de laatste revolutie in Frankrijk, die den Grootsten Man van Europa, (en niet den ongelukkigsten) aan 't hoofd dier Groote Republiek bragt. - Gelieft u te herinneren, dat de omkeeringen van zaaken tegenswoordig elkander volgen, als eene harddraverij, waarin eenige paarden aan 't hollen geraakt zijn - gelieft te weeten, dat alle boeken, en ook dit boekske dit gemeen hebben met de schilderijen, dat men ze niet juist beöordeele, ten zij men zich plaatze juist in 't oogpunt, waar uit de kunstenaar ze maakte - gelieft te weeten, dat dezelve voorwerpen een geheel onderscheiden aanzien neemen, naarmate 'er een helder zonnenlicht over schijne, of dat de lucht bewolkt is. Ik verzoek', dat men mij geloove, als ik verklaare al- | |
[pagina 184]
| |
léén te spreeken van zaaken en geenzints van persoonen, van zaaken en niet van persoonenGa naar voetnoot(*), te haaten alle personaliteiten, en zeer weinig te beminnen die ze beminnen. Dat dezulken, welke met hunne pretense scherpziendeheid, meenen 'er duidelijke toepassingen in te vinden, dit wijten aan hun geweeten en niet aan dit schrijven. Rembrand , wien men beschuldigd de verwen 'er wat dik op te smeerenGa naar voetnoot(†), plagt te zeggen, dat zijne stukken niet gemaakt waren, om berooken te worden; en ik, die geen wiskundige ben, schrijve niet voor de zulken, die ieder woord op een goud-schaaltje leggen. Ten einde voortekomen alle misduidinge, verklaar ik het print-werk voor Carricatuur, en 't schrijf-werk voor zuiver Amfigourie.Ga naar voetnoot(**) En hier mede wil ik u, mijne Lezers en Lezeressen! continuatie van welzijn gewenscht hebben - verzoekende om verschooning, zoo 't boekske uitviel beneeden uwe verwachting, u verzoekende te gelooven, dat naaijverig uwer goedkeuring ik mij beijverde 't dingetje zo aangenaam te maaken als (voor mij) doenlijk; en zelfs met geen onbezwaard geweeten u durvende belooven eene toekomstige beterschap; daar ik vast nader' mijn Nadir. 1800 7/20 | |
[pagina t.o. 184]
| |
|