De Lantaarn voor 1798
(1798)–Pieter van Woensel– Auteursrechtvrij
[pagina 55]
| |
Nieuwste Berichten uit 't Noorden, aangaande de Koude.De grootste trap van hitte of koude, welke de oppervlakte van 't menschelijk ligchaam heeft, is omstreeks, een weinig boven de 28 tot 29 graaden op de schaal van Reaumur . De lucht waarin men noch warmte noch koude ontwaart, heeft vijftien à zestien graaden warmte. 'Er zijn 'er die beweeren, dat de warmte van 't ligchaam in 't bed gewoonelijk van twee-en-twintig en een halve graad is: in welk schrijven wij meenen eene dwaaling van tien graaden te ontdekken: want daar de natuurlijke warmte bij de 29 graaden is, en 't bed dezelve vermeerderd, zo moet 't opgegeeven getal zeker abusief zijn. Zodra de koude of warmte nadert de hoogte van twaalf graaden, vangen wij aan de beginzelen der koude te ontwaaren. Op vijf graaden zijn de handen verkleumd. De calorieke lotgevallen der andere extremiteiten zijn ons niet zo preçies bekend. De onderscheide deelen van 't ligchaam hebben niet denzelven graad van warmte. De grootste is aan de onderbuik, vervolgens aan ds borst; die der extremiteiten is de geringste. | |
[pagina 56]
| |
Als iemand adergelaaten wordende, men 't bloed over de thermometer laat loopen, rijst dezelve tot de 28 graaden. 't Water uit de blaas heeft bijna alleen, altoos eene warmte van 29 graaden; zo als 't zog der vrouwen. In 't neemen der proeven op de warmte van 't menschelijk ligchaam, behoort men de thermometer wel een quartieruurs tegen het zelve te houden. | |
Bijzonderheeden.Eene zieke beklaagt zich in eene tusschen-pozende koortze over de ondragelijkheid der koude, dewijl de thermometer van Fahrenheit 104 graaden teekent. Een ander kermt bij aanhoudendheid over eene brandende hitte, terwijl de thermometer op de gewoone hoogte blijft. Een derde heeft een klein, slap, traag polsje, en teekent 100 graaden op de schaal van Fahrenheit . Men heeft in lijken, reeds eenigen tijd dood, de warmte wel eens dezelve gevonden als in leevenden, ofschoon alle beweeging in de vochten ophoudt. Derzulken beäardiging te over haasten zou niet zeer voorzichtig zijn. In lijders, rillende van de koortze, heeft | |
[pagina 57]
| |
de thermometer eene meer dan natuurlijke warmte ontdekt. Men heeft, zonder eene aanmerkelijke vermeerdering van hitte, tot 160 pols slagen in een minuut waargenomen. |
|