| |
| |
| |
Henriette van Grandpré, tweede deel.
| |
| |
(Eene tusschenrede.)
(Tot dus verre schetste ik de lotgevallen van den Marquis de Grandpré en zijne Echtgenoote. - Ik heb Henriette in de vroegste jaaren der kindsheid aan mijne Leezers leeren kennen, om hen hier door te laaten oordeelen, hoe veel het menschdom van een zoo teder hart, als die heerelijke vruchten der deugd tot rijpheid waaren gekoomen, verwachten mogte.
Het zoude mij weinig moeite kosten om Henriette als eene Heroïne du Sentiment, in ieder tijdvak van haar leven, aan mijne Leezers voor te dragen. Ik zoude een boekdeel kunnen volschrijven met lessen, die zij van haare Ouders en Bloedvrienden, ter vorming haarer opvoeding, ontving; en het lieve Meisje dus, langzaamerhand, tot dien leeftijd opleiden waar in zij, met welvoeglijkheid, eene plaats in den kring der waereld koude bekleeden; dan, dat is mijne meening niet! Wij hebben zoo veele schriften voor de opvoeding voor handen, dat ik die jonge tijdperken van het leeven der beminnelijke Henriette voorbij gaa, en haar aan mijne Leezers, in dit Deel, op den leeftijd van twintig jaaren wil leeren kennen.
Veele Kunstkenners (immers zoo noemen zich de onbekende Boeköordeellaars) hebben aangemerkt dat
| |
| |
de Werken der Heeren Saltzman, Hermes en andere Uitlandsche Schrijvers van eene verveelende uitgestrektheid zijn, en duidelijk toonen, dat die Schrijvers, hoe zeer ze ook hun onderwerp machtig zijn, het voordeel van hunne beurs niet uit het oog hebben verlooren. Ik zal die haatelijke critique niet oplossen; doch, ik wil ze, ten opzichte van dit Werk, trachten voor te koomen, en vertrouw dit niet beter te kunnen doen dan, met mijne Leezers de belangrijkste toneelen in het leven van Henriette door te loopen, zonder mij met een uitgewerkt tafereel over haare kindsche jaaren, ná zij haare Ouders hadt wedergevonden, bezig te houden. - De gaping, welke hier door in de historie komt, is van geen aanbelang; dewijl zij niets aan het eigenlijk historieele der geschiedenis ontneemt. Het zijn slechts kinderlijke bedrijven die overgeslaagen worden. Wij zullen ras ontdekken, welken invloed de lessen van opvoeding, die zij van haare Ouders en Mevrouw Dalmont ontvangen heeft, op haaren verderen leeftijd hebben gehad.
Dit alleen moet ik, tot verstand der volgende brieven, hier aanteekenen:
Na eenigen tijd op het Landgoed van den Heer Dalmont te hebben doorgebragt, vertrok de Marquis de Grandpré nevens zijne Echtgenoote en Dochter naar een kleen Kasteel, eenige mijlen van dat Landgoed geleegen, alwaar zij alle de aangenaamheden van
| |
| |
een wel uitgekozen, en op de liefde rustende verbintenis smaakten, besteedende hunne hoogste zorgen aan het vormen van het hart hunner Dochter.
Tien jaaren, ná hunne woning op dat Kasteel, tien jaaren ná hunne wederverschijning in de waereld, en in een oogenblik dat die dierbaare, christelijke Ouders met verlangen het tijdstip zagen naderen, het welk, door een blijden echt, het levenslot hunner geliefde Dochter, met den Zoon van een nabuurig Edelman, zoude bepaalen, wierden zij, de een kort ná den anderen, door eene ziekte overvallen, die hen, in weinige dagen, naar het graf sleepte, en Henriette van de beste, de voorbeeldigste Ouders beroofde.
Wij zien, het is waar, in den loop des gemeenen levens, zoo weinige voorbeelden van een Christelijk sterfbed, dat een deugdzaam Leezer zeker gaarne zoude gezien hebben dat ik het sterfuur van den Marquis van Grandpré en dat van zijne Echtgenoote alhier had afgetekend; dan, daar ik, in de volgende brieven, gelegenheid zal hebben, om Henriette bij het doodbedde van Mevrouw Dalmont te geleiden, heb ik die tekening, in deeze Tusschenrede met stilzwijgen voorbijgegaan. Het zij mijne Leezers genoeg te weeten, dat die deugdzame Echtelingen, vol vertrouwen op hunnen God, den dood in de armen zonken, hunne laatste zucht sprak zegen over hnn Kind, en de jongste klopping van hun hart, was
| |
| |
de dankbare bede der sterflijkheid voor alle de goedheden die zij, in dit leeven, van de hand des Almachtigen ondervonden hadden! - Dáár ‘(sprak Grandpré tegen zijne medestervende Echtgenoote.’) Daár, Geliefde! wenkt de Engel; laat ons, zonder morren, de roepstem des Eeuwigen volgen! - Onze traanen vliegen als pleitende offers vooruit tot zijnen throon, en smeeken zegen en geluk voor de lieveling, die wij op aarde achterlaaten! De brave Marquizinne, beproefd door zoo veele tegenspoeden, onderweezen in het school der rampen, toonde, door eene houding die alleen de deugd kan aanneemen, hoe gelaaten de Christen zijn sterfuur te gemoete kan vliegen; zij verstondt den wenk van haaren Gemaal, en, los van de waereld, gaf zij, vertrouwend, haaren adem aan de natuur en haare ziel den Schepper weder. Met eene moederlijke, half gestolde traan zag zij noch eens op haare Henriette, drukte haare hand aan haar flaauwlijk kloppend hart, en stierf met den zegen en het loflied der verheerelijking op de lippen.
Henriette gevoelde alles, wat een gevoelig kinderhart smartelijks kan gevoelen, als het in zijne fijnste levensdeelen geschokt wordt; dan, reeds vroeg geleerd hebbende zich aan den wil eener eeuwige wijsheid te onderwerpen, waaren haare traanen de traanen des geloofs en die der zachte kwijnende natuur, en het voorgevoel der onsterflijkheid, de zekerheid eener spoedige herëeniging, en het denkbeeld aan de
| |
| |
gelukzaligheid, waar toe haare ontslaapene Ouders waaren opgeklommen, maatigden haare aandoeningen. -
Henriette bereikte toen den ouderdom van achtien jaaren; deeze leeftijd, zoo vatbaar voor tedere indrukzelen, liet niet toe, dat zij alleen op het Kasteel bleef woonen, te meer vermits de jonge Baron Beauvoisin, reeds bij het leeven haarer Ouders, aanspraak op haar hart hadt gemaakt; dit deedt haare Tante Dalmont besluiten, de jonge Wees tot zich te neemen, gelijk die eerbiedwaardige Vrouw eertijds de Vondeling, in dezelve Henriette, tot zich genoomen hadt. Het lieve Meisje hoorde, met vermaak dit aanbod haarer Tante en volgde haar ná de begraafenis haarer Ouders, op haar Landgoed.
In den schoot der vriendschap verlicht men het gemakkelijkste de rampen der menschheid. Als de zachte hand eener Vriendin onze traanen droogt, als wij in haar hart, op haaren boezem nedergebogen, de treurigheid, die onze ziel benevelt, mogen uitstorten, dan, en ook dan alleen ondervinden wij, welk eene zaligheid het zij een sterveling aantetreffen, die den vólzin van het woord Vriend kent! De jonge Henriette vondt, behalven in haaren Oom en Tante, zulk eene lievelinge in de jonge Charlotte, de Dochter van Mevrouw Dalmont; dit aanminnig Meisje, bijkans van éénen ouderdom met Henriette zijnde, gevoelde voor haar alles, wat de reinste vriendschap
| |
| |
teders, deelneemend, en oprecht gevoelen kan. In een woord: zij beminden elkander meer dan zusterlijk, en, daar zij geene geheimen voor elkander hadden, ontdekten zij rasch, dat, gelijk uit de volgende brieven zal blijken, hun hart een vertrouweling nodig hadt.
Henriette leesde anderhalf jaar in de grootste gerustheid en vergenoeging op het Landgoed van haare waardige Bloedvrienden, en wederzijdsch verwachtte men alleen de terugkomst van den jongen Beauvoisin, (welke was gaan reizen,) om haar huwelijk met hem te voltrekken. Henriette wierdt, intusschen, verzocht eenigen tijd te A... bij een van haare Vriendinnen te koomen doorbrengen, het welk Mevrouw Dalmont bewilligde. Zij nam een teder afscheid van die achtingwaardige Famillie en voornamelijk van haare lieve Lotje, aan welke zij beloofde dikwerf te zullen schrijven, om hier door het onaangenaame hunner scheiding te verzachten; en het is zedert dit vertrek van Henriette naar A.... dat de volgende brieven moeten beschouwd worden geschreeven te zijn.)
|
|