Fragmenten uit de roman van mijn leeven
(1993)–Jacob Eduard de Witte– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 7]
| |
InleidingJacob Eduard de Witte (1763-1853) was een landverrader. Dat werd hij doordat hij in 1782 als jonge vaandrig in een val werd gelokt en militaire gegevens over de versterkingen van het eiland Schouwen uit handen gaf. De man aan wie hij deze gegevens verstrekte, de Boskoopse boomkweker Pieter van Brakel, stond in contact met de Engelsen, zo had hij De Witte tevoren verteld. Het zag er aanvankelijk naar uit dat de jonge vaandrig de doodstraf zou krijgen, maar het werd uiteindelijk een gevangenisstraf die hij uitzat in de Gevangenpoort in Den Haag. Bijna acht jaar zat hij vast en zijn belangrijkste bezigheid in die gevangenisjaren werd de literatuur. Uit tijdverdrijf ging hij schrijven en zo danken we aan dit geval van landverraad een oeuvre dat meer dan vijftig titels omvat en dat zeer divers is: romans, toneelstukken, gedichten, pamfletten, toneelbewerkingen, enz. Vele jaren na het uitzitten van zijn straf en gedurende een langdurige verbanning uit de provincies Holland, Friesland, Utrecht en Zeeland schreef hij nog steeds. Zijn omvangrijkste niet-gepubliceerde werk is een autobiografie waarvan het handschrift sinds 1879 in het Algemeen Rijksarchief (Den Haag) wordt bewaard.Ga naar voetnoot1 Het is een gedeeltelijke autobiografie, want hij beschrijft daarin de eerste 27 jaar van zijn leven en sluit af op het moment dat hij de Gevangenpoort verlaat (1790) en zijn verbanning ingaat. De Witte schreef deze autobiografische tekst in 1825 en gaf hem tot titel Fragmenten uit de Roman van mijn Leeven. Hij had het voornemen te zijner tijd een tweede deel te schrijven en daarom sprak hij de hoop uit dat de lezers gunstig over dit eerste deel zouden oordelen.Ga naar voetnoot2 Hij had zelfs al een uitgever gevonden - de boekhandelaars Visser en Co. in Amsterdam - maar de uitgave van dit eerste deel kwam nooit op de markt. Daarom is het tweede deel vermoedelijk nooit geschreven. Het handschrift bleef in particuliere handen tot het naar het Rijksarchief verhuisde.Ga naar voetnoot3 In het eind van de negentiende | |
[pagina 8]
| |
eeuw werd er door enkele historici aandacht aan De Witte besteed, ook aan zijn autobiografie, maar op een volledige uitgave van de Fragmenten uit de Roman van mijn Leeven heeft men nog een eeuw langer moeten wachten.Ga naar voetnoot4 De Wittes literaire werk kreeg tijdens zijn leven weinig weerklank en het raakte in de negentiende eeuw bijna geheel in vergetelheid. Belangstelling voor populair proza uit de zeventiende en achttiende eeuw voerde in de jaren zeventig van onze eeuw terug naar schrijvers die tot de tweede garnituur werden gerekend omdat het genre dat ze beoefenden traditioneel weinig hooggeschat werd. De Wittes briefromans behoren tot deze lang laaggeschatte, lang verwaarloosde categorie literaire teksten. Wie zich in De Wittes werk verdiept, komt al snel verwijzingen tegen naar de rechtszaak uit 1782, die toen voor veel opschudding zorgde. Dat hij bovendien over deze affaire een autobiografische tekst naliet, maakt de literatuuronderzoeker nieuwsgierig naar het leven van de schrijver. Een nadere kennismaking met het werk - gepubliceerd en ongepubliceerd - voert tot de conclusie dat juist de Fragmenten uit de Roman van mijn Leeven lezenswaard zijn, meer dan de sentimentele briefromans en toneelstukken. Juist de omstandigheid dat De Witte een concreet object beschreef (zijn eigen leven) en niet een fictief kader hoefde te creëren, lijkt ons de aantrekkelijkheid voor lezers van nu te bepalen. De lezer hoort een vroeg negentiende eeuwer spreken over zijn eigen levensloop tot 1790. De Witte doet dat met gevoel voor dramatiek, wat niet verwonderlijk is voor iemand die maanden lang de doodstraf boven het hoofd hing en uiteindelijk met een gevangenstraf wegkwam. En hij deed het met een overvloed aan details die de tekst levendig en interessant maken, omdat we er een indruk aan kunnen ontlenen betreffende het achttiende eeuwse dagelijkse leven. Uiteraard kunnen we de Fragmenten niet gebruiken als bron voor de biografie van De Witte. | |
[pagina 9]
| |
Immers, voor de biograaf is een autobiografie wel de minst betrouwbare bron.Ga naar voetnoot5 Zeker in het geval van De Witte, die als landverrader te boek stond en zijn gedrag uit de vaandrigsjaren wilde rechtvaardigen. Als het de lezer echter niet gaat om betrouwbare informatie over De Witte, dan blijft er genoeg over: een zeer lezenswaardig relaas over een jonge man uit een goede familie die door een misstap zijn leven verwoest. Het lijkt het plot van een roman en daarom gaf De Witte in zijn titel de indruk dat het om fictie ging. Maar in zijn inleiding neemt hij de indruk die het gebruik van de term Roman in de titel bij de lezer wekt, weer terug: Er zijn geene Romans: alles kan gebeuren.Ga naar voetnoot6 Niettemin is het juist de romanschrijver aan wie we de leesbaarheid van de tekst danken. Al schrijvend en - vermoedelijk niet in de laatste plaats - lezend had de jonge De Witte in de gevangenis, geholpen door vrienden en bezoekers, in de literatuur een roeping gevonden. En in de autobiografie, die 40 jaar na zijn debuut werd afgerond, herkennen we niets meer van de aarzelende stappen van De Wittes eerste pennevruchten. Hij is dan een onderhoudend schrijver die zijn lezers boeit en hen gemakkelijk doet geloven dat zij het verhaal lezen over een jongeman die het slachtoffer werd van politieke kuiperijen. De tekst zelf staat dan ook in deze uitgave centraal. Deze behoeft zelf weinig introductie, want noch het taalgebruik noch de stijl zullen de lezer voor problemen plaatsen. In de annotaties bij de tekst zijn we dan ook zuinig geweest. En de kwaliteiten van de tekst spreken voor zich: de anecdotes, de dramatiek, de details over het gevangenisleven in het eind van de achttiende eeuw. De persoon van De Witte vereist wel enige introductie, juist waar we zijn eigen woorden op zulke belangrijke punten als (vermeend?) landverraad niet mogen vertrouwen. Vandaar dat het leeuwedeel van deze inleiding gewijd is aan een biografische schets, die gebaseerd is op archief- en literatuuronderzoek. Dat we daarbij uitvoerig stilstaan bij het proces uit de jaren 1782-1784 heeft onder meer te maken met het feit dat De Witte er zelf uitvoerig op ingaat. Bovendien betreft het gebeurtenissen die het leven van de schrijver volledig bepaalden. Daarnaast is het geval De Witte ook historisch interessant: zijn zaak leidde tot een ommekeer in de militaire rechtspraak, tot afschaffing van het hoogste militaire rechtscollege, na botsingen waarbij de Stadhouder tegenover het belangrijkste gewest (Holland) stond. Dat het lange leven van De Witte - hij werd negentig jaar - maar ten dele | |
[pagina 10]
| |
te documenteren is, geeft ook de beperking van het onderzoek en dus van deze inleiding aan. Na het uitzitten van zijn straf (1790) kwam hij herhaaldelijk met de justitie in aanraking - wegens verbreking van zijn eeuwige verbanning en wegens oplichting - en juist daaraan danken wij de sporen in rechterlijke archieven. Na 1807 vinden wij echter nauwelijks iets terug: hij heeft zichzelf dan spoorloos gemaakt. Toekomstig onderzoek kan daar verder gaan. Wij geven hieronder een voorlopige schets, met de nadruk op de periode tot 1790. |
|