Maurits Benjamin Mendes da Costa aan Willem Witsen
Plaats: [Amsterdam] |
Datum: 31 oktober 1922 |
Verblijfplaats: KB 75 C 51 |
[1:1]
[briefhoofd Mendes da Costa, Amsterdam]
v.h. 31 October 1922.
Beste Wim,
Zaterdag-avond vernam ik voor het eerst dat je weer bronchitis hebt gehad, zelfs in hooge mate, maar nu gelukkig beterende bent.
Het spreekt van zelf dat ik je niet kom bezoeken. Je weet natuurlijk wat de hinderpalen zijn. Maar ook spreekt van zelf dat ik je van harte beterschap toewensch en in de eerste plaats meer eetlust, want, volgens Hein, hapert het daaraan.
Ik hoorde ook, waaraan ik trouwens niet twijfelde,
[1:2]
dat je lieve Marie je zoo trouw oppast. Geef haar vooral mijn complimenten.
Nu iets anders. Hoe lang geleden het is, dat je 's namiddags niet bij me bent geweest, weet ik niet. Dat dat ten deele aan mij ligt, weet ik wel; immers: we hadden afgesproken dat ik je daartoe per briefkaart zou uitnoodigen; maar... er is tot nog toe niets van gekomen. Om Henri, die hard achteruitgaat wat zijn gezicht betreft, durf ik me nooit goed vastzetten, en vooral in het namiddaguur heeft hij vaak buien van ontoerekenbaarheid. Zoo kwam ik telkens tot uitstellen. Stel, jij, je even in mijn plaats, dan neem je het mij niet kwalijk. Toch neem ik me voor den knoop maar eens door te hakken, wanneer ik verneem dat je weer uitgaat.
In gedachte druk ik je de hand, en teeken ik als altijd,
je
Mau.