J.F. van Royen aan Willem Witsen
Plaats: Den Haag |
Datum: 19 september 1922 |
Verblijfplaats: KB 75 C 51 |
[1:1]
's Gravenhage, 19 Sept. '22.
43 Van Boetzelaerlaan
Beste Mijnheer Witsen,
Ik kom met een ambtenaren verzoek tot U: zooals U gezien zult hebben is onze Directeur-Generaal tot Minister van Marine bevorderd. Wij mochten hem hier bijzonder graag, meer dan een van zijn voorgangers. En wat dan ook nog nooit is gebeurd, - bij zijn afscheid hebben een klein aantal ambtenaren, waarmede hij het meest in aanraking kwam, hem een herinnering aan zijn verblijf hier toegezegd. Te voren had ik hem verschillende
[1:2]
voorwerpen genoemd, waaronder een geteekend portret van hem, als vooral waarde hebbende voor zijn vrouw en zoon, die nu juist adelborst is geworden. Hij had dit het liefste (want voor zich zelf heeft hij altijd graag zoo min mogelijk!). Toen had ik de verantwoordelijkheid voor het kiezen van den kunstenaar. En nu komt het aardige. Ik wilde hem zelf laten beslissen, want hij is een gewoon nuchter mensch, - een technicus, die zich met kunst problemen nooit ophield. Wat heel mooi gedaan zou zijn, zou hem dus misschien heelemaal niet aanstaan. Vandaar de proef: ik liet hem drie verschillende teekeningen zien, allen portretten, zonder te zeggen van wie.
[2:3]
Het was het portretje dat U van mijn vrouw teekende, een litho (Bode) van Jan Veth (nog andere litho's van hem had ik, o.a. van Van Looy) en het portretje van Kees door Willem van den Berg. Hij begon eerst met te zeggen, - toen hij voor de drie stoelen stond, waar de lijstjes op waren gezet, - dat hij er heelemaal geen verstand van had. En toen zonder eenige aarzeling wees hij Uw teekening aan. Zoo zou hij het portret ook graag geteekend willen hebben.
Hofker en ik hadden te voren al bijna uitgemaakt, dat hij Veth zou kiezen, en waren in groote spanning. Hoe men ook over den Dir. Gen. oordeelt, deze
[2:4]
laatste beslissing van hem is in ieder geval den spijker op den kop! Is dat geen aardig volks oordeel over Uw Kunst?
En nu het verzoek: heeft U plezier en gelegenheid om een potlood teekening te maken. Ik zeg potloodteekening alleen omdat wij niet zoo heel veel bij elkaar hebben, f 450.-.
U doet het wel, is 't niet? Juist nu de meid weg is, komt het prachtig uit dat U nog wat in den Haag moet logeeren met Uw Vrouw. Dat het een prettige patient is voor een portret bewijze U de foto, die ik hierbij voeg. Deze geeft het gezicht en de uitdrukking, voor zoover mogelijk,
[3:5]
heel goed weer. - Hij heeft heel bijzondere, mooie oogen, eigenlijk heel donker rood, zoo donker dat je geen onderscheid tusschen pupil en iris ziet. Ook de mondhoeken zult U denk ik graag teekenen. Daar zijn heel fijne schaduwen, die op de foto niet voldoende uitkomen. U moet maar zelf gauw komen kijken. Zoodra ik Uw antwoord heb, zal ik over het poseeren spreken; kunt U alvast schrijven wat U het beste schikt. Zou 's avonds gaan? bij lamplicht. Anders misschien op Zaterdagen en Zondags? Want een minister heeft het volhandig overdag.
[3:6]
Antwoord U gauw? De foto houdt U wel zoo lang.
Mijn vrouw laat U zeer bedanken voor Uw groote vriendelijkheid aanstonds op de schaakspelen uit te gaan. Het verloren spel echter was grooter dan het spel, dat U beschrijft. We moeten dus nog wat geduld hebben. Inmiddels hebben we gisteren van ik weet niet meer wie, gehoord, dat die soort in Londen te krijgen is. - Het is een misère!
En nu adieu, vele hartelijke groeten voor U beiden
Steeds g.d.U.,
VanRoyen