Wim Hofker aan Willem Witsen
Plaats: [Amsterdam] |
Datum: [eind? 1922] |
Verblijfplaats: KB 75 C 51 |
[1:1]
Beste Wim,
Ik wou zoo heel graag dat je weer beter was. Verleden was ik in je mooie-kamer, met Marie, en was weer als altijd onder de bekoring van je werk. Wij kunnen niets meer. Ik weet niet, of ik het wel mag zeggen dat ik je werk zoo mooi vind; dat is toch iets wat van zelf spreekt, ik heb dat altijd onplezierig gevonden om daar over te spreken, het is net of ik me op een stand punt zou plaatsen. Er was in een ets-klasse een ets van je; een vrouw op de hei, ik denk dat je die op een loge maakte zoo mooi van verdeeling. En dan is je half naakte studie in de schilderklasse gehangen: We zijn allemaal beschaamd. Wim, het gaat zoo beroerd met mijn werk. Ik zit er zoo mee in. Als je me vroeg, om wat te laten zien, zou er niet veel wezen. Quand-même, zou je het prettig vinden nu? of nog wat uitstellen tot je wat beter bent? Ik had zoo vreeselijk graag dat je me hielp. Nu blijf ik een paar dagen of misschien langer hier. Dan moeten we nog er eens over praten. Ik kan maar
[1:2]
niet uit mijn hoofd werken en doe er alle moeite voor. Het gaat wel iets beter dan vroeger, maar meestal treurig. En ‘verspil’ daar veel tijd mee.
Nu Wim, heel veel beterschap en groeten,
je kleine
Wim.