Jacqueline Reyneke van Stuwe aan Willem Witsen en Augusta Maria Witsen-Schorr
Plaats: Den Haag |
Datum: 11 mei 1919 |
Verblijfplaats: KB 75 C 51 |
[1:1]
's Gravenhage 11-5-1919
Beste Menschen,
Ik voel behoefte jullie even met een enkel woord te zeggen, hoe mooi jullie den 6en Mei voor Willem en Jeanne gemaakt hebt.
Zelfs nu nog zijn ze hun ontroering nauwelijks meester, ze hebben de dagen doorleefd als in een schoonen droom met 't gevoel, dat alles onwaar zou blijken te zijn, als ze eenmaal wakker werden. 't Is aandoenlijk, zooals Willem plotseling midden uit zijn werk kan opzien met een gelukkigen glimlach en zeggen:
‘Nu zijn dan toch waarachtig de zorgen voorbij en hoeft 't lieve kind (m.a.w Jeanne) zich niet meer zoo af te tobben.’
En de tranen komen in mijn oogen, als ik Jeanne daarop antwoorden hoor:
‘En jij zult geen gebrek hebben, jongen, als 't werken je eens niet gemakkelijk meer valt.’
Dat jullie die twee goeie schepsels dien rust verzekerd hebt, daarvoor dank ik jullie ook uit 't diepst van mijn hart, want ik ben een der weinigen, misschien wel de eenige geweest, die hun vrees voor de toekomst kende.
Als je Diepenbrock en Hein spreekt, zeg het hun dan ook, wil je, júllie-allen hebt den dag van 6 Mei voor ons drieën tot een onvergetelijken dag gemaakt.
[2:2]
We hebben Marie erg gemist op dien dag en we hopen, dat zij zich dezen zomer zelf zal komen overtuigen van de blijheid, die ook door háár toedoen gekomen is in het stille huis op de Regentesselaan.
Met mijn hartelijke wenschen voor jullie beider welzijn steeds gaarne
Je
Jacques R v S