Gerrit Jan Hofker aan Willem Witsen
Plaats: [Den Haag] |
Datum: 9 maart [1919] |
Verblijfplaats: KB 75 C 51 |
[1:1]
9/3.
Beste Wim, toen ik je laatst verliet, zat je in de kou en had ik bepaald verdriet van den toestand waarin ik jullie aantrof. Ik hoop, dat intusschen alles verbeterd is en dat je - met alle menschen die weer een stukje vleesch krijgen - weder aan 't opleven bent. Ik ben benieuwd of je weer in nieuwe dingen bent en hoop je weer eens te bezoeken, als je me maar eens hebben kunt.
[1:2]
Er is wat mij betreft goed nieuws, nl. kans op verbetering. De Minister heeft een ontwerp ingezonden tot traktementsverbetering, wat de Inspecteurs betreft zal dat aldus zijn, dat ik voor het oogenblik zoude krijgen 5600 gl., waarvan behalve de reeds bestaande stortingen 100 gl. afgaat voor storting. Als dat zou zijn, zou ik 't met Wim alleen moeten rooien, hetgeen wel zou kunnen, omdat
[1:3]
't traktement normaal 800 gl. (dus 700 gl.) meer zou zijn dan mijn tegenwoordig traktement en ik nu reeds 15 à 25 gl. voor Wim besteed. Ik heb de Amsterdamsche rekening in een boekje. Alle uitgaven door dat verblijf veroorzaakt (dus niet de kosten voor onderwijs, teekenbehoeften, kleeding enz.) worden er in genoteerd en de ontvangsten, waaronder mijn eigen bijdrage.
Ik heb 't tegenwoordig drukker dan in
[1:4]
den oorlog. Als regel heb ik Zondags tegen 12 uur voor 't eerst van de week wat rust. Ik val dan in slaap. Het is merkwaardig zooals de levensvoorwaarden van ambtenaren uiteen loopen. Als men zich de beschermer van de dingen waant, kan men werken zonder eind, terwijl de echte ‘Hagenaars’ uit kuieren gaan en verfijnd doen. Ik verlang naar de klompen van Durgerdam
[2:5]
en zal nooit meer den Haag bezoeken of Hagenaars (van allerlei slag!) frequenteeren. Ik ben er beu van.
Van Jan moet ik je een geweldig ding vertellen. Van de week ga ik naar een meneer, voor mijn twintigjarigen zoon de hand van diens negentienjarige dochter vragen. Ben ik niet gek? En toch als 't nu niet gebeurt, moet
[2:6]
't als hij candidaat is. Dat is een klein jaar verschil van tijd, maar ik zou 't veel liever hebben. Edoch is zijn ziekte aanleiding geweest die verloving, hetgeen gelegenheid geeft het meisje hier te laten komen - en welke verloving volgens de jonge lui tevens een eind maakt aan verkeerde verhoudingen bij 't samenzijn op de academie -
[2:7]
op 't tapijt te brengen. Ik doe 't nu, op voorwaarde, dat er weer met frisschen moed gewerkt wordt en 't niet 't begin is van avondjes, uitgangetjes enz.; het meisje mag nu hier komen en hij mag haar nu chaperonneeren. Mij dunkt, dat is voorloopig genoeg, als je 20 bent. Geen receptie. Niets aan Wim zeggen, als je hem soms spreekt. Hij moet een gat in
[2:8]
de lucht slaan, als hij de kaart krijgt.
Hij schijnt erg met Jurres te kunnen opschieten. Hij verlangt erg naar levende modellen bij 't pleister. Verleden zondag was hij hier en was bijzonder in zijn humeur, behoudens zijn gewone zuchtpartijen. Van deze week schijnt hij erg bezig te zijn geweest. Op een briefkaartje zei hij dat hij met een kameraad bij den
[3:9]
Heer derKinderen dien avond moest theedrinken.
Wat Isaac betreft, heb ik hem voorverleden week nog steeds in 't Ziekenhuis aangetroffen. Sedert heb ik nog geen tijd gehad, terwijl ik door kiespijn - waaraan ik tegenwoordig ondanks een tandarts lijd - na het middagmaal,
[3:10]
ook wel eens van een bezoek werd teruggehouden. Ik ga nu weer eens spoedig.
Hij is een te aardige vent, om niet gaarne naar hem toe te gaan.
Nu beste Wim, het beste, ook voor Marie en Mej. Colijn.
Jan