Isaac Israels aan Willem Witsen
Plaats: Den Haag |
Datum: [27? mei 1918] |
Verblijfplaats: KB 75 C 51 |
[1:1]
[briefhoofd Koninginnegracht 2]
d. Haag Zondag
Mon cher,
Op verzoek van Jan stuur ik je deze brief van hem (ik had daar eigenlijk mee kunnen beginnen want ik schreef Jan nadat ik deze brief gekregen had). Ik heb hem nu gezegd dat hij het zaakje maar met jou verder moet bespreken en dat ik bij zal dragen zooveel als noodig is. Hij zal dus wel gauw eens bij je komen. Ik vind natuurlijk
[1:2]
best dat wij dat samen doen het is een genoegen voor dien braven Jan eens wat te kunnen doen. Ik geloof alleen dat je raming van f 250 per jaar te laag is. Het zal wel het dubbele zijn denk ik. Enfin bespreek dat maar met hem. Een ding is zeker en dat is dat hij absoluut niets meêr zal opgeven dan strikt noodig is. Tusschen 2 haakjes weet ik niet of ik je wel gezegd heb dat hij niets gevraagd heeft
[1:3]
hoegenaamd, ik heb hem zelf voorgesteld hem eenigzins tegemoet te komen in deze (ik heb hem ook gezegd, maar dat doet er nu niet toe, dat ik voor mij het rationeeler gevonden had als hij Wim eerst de H.B.S. had laten afloopen).
Ik hoor dus wel nader van jou hieromtrent. Wat de Heer Kees betreft heb ik wat je mij schreef aan Sofie gezegd die je wel gauw zal schrijven. 't Spreekt van zelf dat een portretje van
[1:4]
hem, door jou, haar erg veel plezier zou doen. Dat zijn van die aanbiedingen die men niet graag afslaat!
Gisteren was hier het volgende te zien: Ik schilderde Sofie. Jan Veth schilderde mij. Karel Thijm schreef intusschen een portret van Veth op. Jammer dat jelui er niet ook bij waart!
Hartelijke groeten aan jelui allebei en
Steeds Yours
Isaac