Willem Witsen aan J.H.E. Arntzenius-Witsen
Plaats: [Den Haag] |
Datum: 15 september 1917 |
Verblijfplaats: KB 79 E 42 |
[1:1]
[briefhoofd Gemeenteziekenhuis, Den Haag]
15 Sept. [19]17
Lieve Cobi, je hebt me zoo'n hartelijken lieven brief geschreven, zoo'n echt ouwerwetschen waar zoo veel in staat van alles en ik van mijn kant heb zoo weinig te vertellen. 't Is zoo vreeselijk ééntoonig en alle dagen 'tzelfde! Wat gaat dat langzaam! En toch kan 'k vooruitgang constateeren want 'k kan mijn hand weer oplichten, hoewel dan met 't gevoel dat 'k een kunststuk verricht, en 't been gaat ook veel beter. Maar de hand is zooveel erger geweest dan 't been! 't Is waar, 'k kan de hand nog niet bewegen, nauwelijks de vingers een beetje en 't gewricht is nog erg dik en pijnlijk waar de fractuur is geweest. Ook van omdraaien (dat spreekwoordelijk zoo gemakkelijk is) is nog geen sprake. Dat zal nog wel 14 dagen duren, zegt Dr. Enklaar die mij dagelijks komt masseeren. Ik word nog elken dag in mijn bed (met bed en al) gereden naar de kamer waar geëlectriseerd wordt. Dat doet Dr. Bolten, 'k geloof dat je hem wel kent, 'k vind 't geen aardige man maar hij electriseert mijn been en heup en heeft verder niets te doen. Maar Dr. Schoemaker, de
[1:2]
chirurg, komt ook elken dag en houdt toezicht op alles. Hij is 'n buitengewone man! - 't is afschuwelijk dat gevoel van stijfheid en machteloosheid in die hand en 'k geloof nooit dat 't heelemaal te recht komt. Ik zal wel nooit meer cel kunnen spelen en hoewel 'k dat den laatsten tijd weinig deed, spijt 't me toch vreeselijk. Maar 'k ben niet zoo down meer als 'k geweest ben. 't Ongeluk is dat 'k zoo teergevoelig ben, maar meestentijds kan 'k dat beheerschen, maar er zijn dagen geweest dat alle controle weg was en dat 'k niets deed dan huilen. Niet uit lafheid of kleinzeerigheid! maar uit teergevoeligheid, zoo diep diep treurig 'k alles zag niet speciaal mijn eigen toestand, maar 't leven dat op z'n eind loopt. Inderdaad is daar objectief gezien, niets treurigs aan in zooverre 't normaal is en een ieder 't heeft te ondergaan. Maar subjectief is 't vreeselijk! 't Is maar zaak om die zenuwen te kunnen beheerschen! Enfin, enfin, laten we maar dankbaar zijn voor alles wat geweest is, 't is nu de beurt van anderen. Die arme lieve Cobaatje, wat moet er niet in haàr omgaan! Geef haar 'n zoen van me 'k voel 't zóó! Dag Cobilief, 'k zal je wel op de hoogte houden. Bram is hier eergisteren geweest. We hebben geschaakt! Marie is zoo ontzettend lief voor me, 'k vind 't zoo heerlijk om voor haar te zorgen en nu verzorgt ze mij!
Dag,
je
W.