Willem Witsen aan Jan Pieter Veth
Plaats: Amsterdam |
Datum: 19 mei 1917 |
Verblijfplaats: RPK, autografencoll. Jan Veth, inv.nr. Br. 76; microfiche nr. 105/174, [1:3] op nr. 105/175 |
[1:1]
Oosterpark
19 Mei 1917
Beste Jan Piet,
Je hebt natuurlijk gisteren het bericht van den heer van Dam ontvangen dat de jury hem verzocht heeft je te zenden. De drie portretten hingen al en noch Haverman noch ik, hebben er aan gedacht om hier verandering in te brengen. Maar ze hangen niet bij elkaar, dat wil zeggen: er hangen twee schilderijen tusschen in maar vormen toch een geheel. Ik geloof stellig dat als je zelf had kunnen hangen je tot 'tzelfde resultaat gekomen zou zijn. Ik heb er vrede meê, voor joù, zegt dat niet genoeg?
Inderdaad ben ik van oordeel dat 't niet gunstiger en beter kan!
[1:1]
Ik zou je ook nog even over 't volgende willen raadplegen.
Je hebt, tijdens de eerste bespreking die wij beiden met den heer van Eeghen hadden, gesproken over van de Weele en zijn genereus aanbod. Maar vindt je nu niet dat hij dan moet gevraagd worden in de commissie (Haagsche sub-)?
In 't geval dat je dat met me eens bent zou 'k je voorstellen om, zoodra het antwoord van de Heeren Bredius en van Herwijnen ingekomen is, een briefje te schrijven aan eén van de twee met 't verzoek v.d. Weele uit te noodigen.
Je kent Bredius zoo goed - terwijl ik als secretaris, officieel van v.d. Weele zelf niets heb vernomen.
De uitnoodigingen en het communiqué zijn in zee. Mr. van Eeghen
[1:3]
had maar één aanmerking, nl. om ‘ten minste’ f 1000 - te zetten voor ‘minstens’. 't Is alles keurig netjes getypt en de brieven mede onderteekend door Mr. van Eeghen.
Ik ben uiterst benieuwd naar 't resultaat van de uitnoodigingen! Bauer & 't Hooft zijn ook gevraagd.
Nu is er nog kwestie van Johan Wertheim, voor een Israëlitisch categorie. Hoe denk jij er over? Mr. van Eeghen, Gerdes & Kraane zijn er vóór. Van de anderen heb 'k nog geen antwoord.
Schrijf me eens over een en ander.
Met hartelijke groeten, ook van Marie
je
Wim