Willem Witsen aan Jan Pieter Veth
Plaats: [Amsterdam] |
Datum: 23 april 1917 |
Verblijfplaats: RPK, autografencoll. Jan Veth, inv.nr. Br. 59; microfiche nr. 105/140 en nr. 105/141 |
[1:1]
v.h. 23 April 1917
Beste Jan Piet,
't Is mij niet mogen gelukken je gisteren in Pulchri te spreken, eerst door al die redevoeringen (voor een fluisterend gesprek ben ik veel te doof) en later doordat je voortdurend in gesprek was. Ik kon niet langer wachten omdat 'k naar den trein moest. Ik had je zoo graag eens gesproken over die lijfrente. Br. is niet sterk en 'k vrees wel dat hij niet oud zal worden. Er zijn zekere indices die 'n lang leven onwaarschijnlijk maken. In dat geval heeft, behalve deze of gene Maatschappij, niemand iets aan 't geld dat wij bij een trachten te brengen. 't Lijkt mij ook een mooier hulde aan hem als wij een fonds zouden kunnen stichten waaraan zijn naam blijvend verbonden bleef, na zijn dood.
[1:2]
Een Breitner fonds, zooals er een Willink van Collen fonds is, een David fonds en zooveel anderen. Uit dit fonds zou ten eerste het onderhoud van zijn weduwe kunnen betaald worden en later zou het gelegateerd kunnen worden aan een of andere instelling. Als je niets voelt voor ondersteuning van behoeftige oude kunstenaars, zou het gebruikt kunnen worden om schilderijen aan te koopen (eén om de zóóveel jaren) voor het museum of iets dergelijks. Ik kreeg van morgen een briefje van den heer Reich die gaarne wil bijdragen maar, om zijn leeftijd ‘die hem belet werkzaam te zijn in welke zaak ook’, geen lust schijnt te hebben om in de commissie zitting te nemen. Ik heb hem geantwoord dat 't ons vooral te doen is om zijn prestige als groot verzamelaar en zijn naam en dat hij commissie lid kan worden zonder verder actief werkzaam te zijn.
[1:3]
Hij schrijft verder: ‘het nemen eener lijfrente is het gemakkelijkst maar het meest in het voordeel der contracteerende maatschappij daar de gezondheids toestand van den heer B. wel eenigzins wankelende is.’
En: ‘Voor eene belegging in fondsen is een groote som noodig maar op deze wijze kan het kapitaal na 't overlijden van den heer B. nut hebben voor anderen.’ Ik ben van dezelfde meening en zou 't op prijs stellen als je daarover nog eens wilt denken. Er zijn veel instellingen met een goed en mooi doel, misschien is er iets op te vinden. Gisteren ochtend sprak 'k Eilers en stelde hem op de hoogte van een en ander. Hij wil graag helpen door ons adressen te geven van de menschen die Breitners bezitten.
Van den heer v. Eeghen heb k nog niets gehoord maar zou graag willen dat 'k, vóór 'k met hem ga praten,
[1:4]
wist hoe je over een en ander denkt. Eilers dacht dat we misschien 75 deelnemers konden vinden. Dat zou onze verwachting overtreffen!
Als je 't te druk hebt om nog eens te komen praten, schrijf me dan nog eens 'n voedzaam epistel, maar kom je soms hier laat 't mij dan weten: 'k ben altijd disponibel.
Met hartelijke groeten van huis tot huis
je
Wim.