Willem Johannes Theodorus Kloos aan Willem Witsen
Plaats: [Den Haag] |
Datum: 15 februari 1916 |
Verblijfplaats: KB 75 C 51 |
[1:1]
[briefhoofd De Nieuwe Gids, Den Haag]
15 Februari 1916
Beste Wim,
Hartelijk dank voor je brief. Hoe dankbaar ik je ben, zal je kunnen begrijpen, als je weet, dat wij nu al 3 weken ons beroerd en ellendig maken over Hein. Ik heb naar alle kanten mijn best gedaan, iets over hem te weten te komen, maar eerst eergisteren (Zondag) kwam Reddingius, een Hilversummer, bij ons, om ons alles te vertellen wat hij wist. Hij is de zwager van Hein's intiemen
[1:2]
vriend, Dr. Noordewier. Reddingius vertelde ons, dat de huisdokter, Peters, ook een vriend van Hein, aan den officier van Justitie een verklaring heeft afgelegd omtrent Hein's karakter, die een zeer gunstigen indruk heeft gemaakt, en bovendien dat die dr. Peters onder eede verklaren wil, dat D. aan de hoeveelheid laudanum, die zij had ingenomen, in elk geval had moeten sterven.
Niemand wist mij te zeggen, of Hein brieven mocht ontvangen: men geloofde, dat ze hem niet zouden bereiken: maar ik zal het nu natuurlijk dadelijk doen. Jeanne, die zeer met
[1:3]
hem te doen heeft, wil mijn brief ook onderteekenen, heeft ze uit zichzelf gezegd.
Je begrijpt, dat je ons een groot genoegen zou doen, indien je ons op de hoogte houdt, wanneer je nog iets verneemt.
Dat je Hein zoo oud vond, zal niet komen van zijn ondervinding in den laatsten tijd. Want een jaar geleden was hij bij ons, en hij zag er toen al spierwit van haar en gebroken uit. Jij en ik, Wim, kunnen ons jonge kerels voelen bij dien armen, vèr voor zijn tijd afgetakelden vent.
Hartelijke groeten aan Marie en jou van ons allen en een hand van
je
Willem