Willem Witsen aan J.H.E. Arntzenius-Witsen
Plaats: aan boord van de Rotterdam, op terugreis naar Nederland |
Datum: 30 augustus 1915 |
Verblijfplaats: KB 79 E 42 |
[1:1]
[briefhoofd Holland-America Line, Rotterdam]
[S.S.] Rotterdam
30 Aug. 1915
Sints gisteren avond liggen wij in Falmouth lieve Cobietje na een heel gemakkelijke en aangename reis over de Atlantic. Je weet niet hoe prettig dat gezicht was toen 'k van morgen uit 't raam keek van mijn hut en de vriendelijke groene heuvels zag van dit gedeelte van Engeland, zoo mooi zacht malsch groen, zoo weldadig als je tien dagen niets hebt gezien dan zee en lucht! Er zijn van morgen 80 pas. van boord gegaan en nu is 't stil hoewel er nog misschien 15 Amerikanen over zijn en eenige Hollanders
[1:2]
o.a. 'n meneer Laman Trip die Floris kent en tegenover jullie ergens over de Witte brug moet wonen en meneer Lugt uit Amsterdam, 'n jonge ingenieur. Ik heb aldoor gedacht om, als we in Holland terug zijn, we in den Haag bij je zouden komen en van alles te vertellen, ( maar 1o weet 'k niet of jullie wel in den Haag zijn en 2o is 't misschien beter met al onze bagage om maar dadelijk naar huis te gaan. Van daar dat 'k je nu maar schrijf als 'n laatste brief van de reis, 'n soort ‘besluit’ op al mijn gepen in die laatste 8 maanden. We hebben heel wat gezien en ondervonden en 'k ben 'n heele boel wijzer geworden in zooverre dat mogelijk is
[1:3]
op mijn leeftijd en met zoo'n slechte dispositie.
Het anker wordt gelicht en we schijnen weg te gaan, volgens de stewarts die beweren dat we Woensdag in Rotterdam zijn. De kapitein zei mij Donderdag en die zal 't wel weten. Er liggen duizenden meeuwen in de baai en alles ziet er zoo vreedzaam uit! We krijgen morgen in Dover 'n engelschen officier aan boord die den weg weet door 't mijnen veld! Dat is 'n geruststellende gedachte maar de booten zijn allemaal klaar om uitgelaten te worden. Wij hebben life boat no. 1 en 'k ben die 's gaan bekijken op 't zonnedek. Er is van alles in: 'n lantaarn en 'n vaatje water en 'n kist scheepsbeschuit en alles is kant en klaar. Maar 't vooruitzicht
[1:4]
met 35 menschen in zoo'n bootje, met alles wat er aan vast is, lacht me weinig toe en 'k hoop maar dat 't niet noodig is. Zoo is 't ook met de zwemgordels die in de hut klaar liggen sints gisteren. De vlag is geheschen en is 's nachts belicht boven in de mast met sterk electrisch licht, 'n mooi gezicht in 't donker van den nacht. Vooral de dames waren er enthousiast over: ‘is n't it pretty?’ hoorde je van alle kanten! En ook de reuze letters ‘Rotterdam’ zijn in den nacht belicht: alles voor de submarins.
We hebben nog 'n heele prettige 10 dagen in New York gehad na dat we uit New Brunswick terug waren. Het was nu niet meer zoo vreeselijk warm en we hadden nog heel wat te doen met allerlei afspraken enz.
[2:5]
[briefhoofd Holland-America Line, Rotterdam]
Een van de eerste dagen dat we op de boot waren zei M. aan tafel: (we hebben hier aparte tafeltjes en wij zaten alleen) ‘die menschen die daar zitten zijn zeker die Indische prins en prinses die in San Fr. zijn geweest, 'k herken haar van 't portret dat in een van de kranten heeft gestaan.’ Ik geloofde 't niet want hoewel 'k weet bij ondervinding dat M. 'n groot intuïtief talent heeft om menschen te herkennen, weet 'k ook dat ze 'n groote fantasie heeft. Maar 't was waar! Op 'n keer in de rookkamer zagen we twee geweldige zwarte heertjes (vooral wat haartooi betreft) zitten te schaken en in 't weggaan gingen we 's even kijken. En den volgenden
[2:6]
dag kwam er een bij mij toen 'k met 'n schaakbord voor me zat aan 'n partij van Marshall tegen Mr. Van Horne, en vroeg me 'n partijtje te spelen. Later kwam de prinses bij ons zitten en toen M. ook kwam waren ze al heel gauw in 'n drukke conversatie. Sints dien dag heeft M. dagelijksch bridge gespeeld met de prinses, haar zoon en 'n fransche dame de compagnie terwijl 'k ontelbare partijen heb geschaakt met den secretaris van den ouden prins. Ik heb van mijn leven niet zoo'n succes gehad van 'n portret als van dat 'k teekende van den jongen prins. Iedereen moest 't zien en 't werd zeer gelijkend gevonden en bewonderd. Een rijke Amerikaan, eigenaar van 'n Music Hall in Londen, vroeg mij zìjn portret te maken waarvoor hij betalen wou, maar 'k heb geweigerd omdat 'k
[2:7]
't niet kiesch vond tegenover den prins. Later heb 'k ook zijn portret geschilderd en beide breng 'k meê want 'k heb 't hem niet willen geven omdat 'k bang was dat hij mij er schadeloos voor zou willen stellen en 'k 't hem gevraagd heb en niet hij mij. Maar we hebben hun adres en 'k zal 't hem sturen. Hij is 'n allerliefste jongen, heel fijn en gedistingeerd. Ik zou je nog 'n heeleboel van hem kunnen schrijven maar 'k vind 't aardiger om 't later te vertellen. Ik moet tòch heel gauw in den Haag zijn voor de Teekenmij. Misschien nog deze week. 't Is zoo'n onbegrijpelijk idee voor me dat we overmorgen of Donderdag al in Rotterdam zijn en 'k ben heel benieuwd om weer thuis te zijn. Ik heb nu in zoó lang niets van
[2:8]
jullie gehoord en 'k ben zoo verlangend om te weten hoe alles is. Er zijn zoo veel mogelijkheden en daarover lig 'k te piekeren. Ik begrijp niet dat je niet gedaan hebt wat 'k vroeg: om door te gaan met schrijven naar San Fr. omdat 'k maatregelen heb genomen, overal, dat mijn brieven me worden nagezonden. Daar schreef 'k je toch over? We zijn nu weer op zee en zien nog maar heel flauw in de verte de Eng. kust. Ik zit in de rook kamer maar 't is ongewoon stil. Je hoort niets dan de zee en de schroef. Er zijn nog 30 1e klasse pas. Er was 'n Amerik. dien M. niet kon uitstaan en die veel met me schaakte. Die is van morgen ingepikt door de Eng. 't Was 'n spion. Wat die M. goed uit haar oogen kijkt! 'k Vertel je daar ook later van, 'n heel interessant geval.
Nu schei 'k uit en tot ziens! Hoop zóó dat alles goed is.
Hart. gr. ook van M. aan allen
je
W.