Willem Johannes Theodorus Kloos aan Willem Witsen
Plaats: [Den Haag] |
Datum: 4 februari 1913 |
Verblijfplaats: KB 75 C 51 |
[1:1]
[briefhoofd De Nieuwe Gids, Den Haag]
4 Febr. 1913
Beste Wim,
Het vooruitzicht dat wij je weer eens hier zullen hebben, vinden we beiden heel prettig. Je komt dan natuurlijk eten of koffiedrinken bij ons, al naar het je het beste uitkomt? Gaat M. niet meê met je? Zoo ja, we hebben haar nog nooit aan onzen disch gezien, dus dat zou een verrassing zijn!
Wat Hein betreft ( ik moet bekennen, dat ik het niet erg prettig vond, dat hij er weer op terugkwam, terwijl ik hem reeds in 1906 (of '07) den staat van zaken had meegedeeld, toen hij een schuldbekentenis van mij eischen kwam (!) Ik had in
[1:2]
dien tijd telkens last met hem, dan over 't een dan over 't ander, maar het waren meestal zaken waar ik heelemaal buiten stond, b.v. dat hij zijn honorarium of zijn proeven niet op tijd van den uitgever kreeg. Ik hield mij dus maar kalm, en heb nooit ruzie met hem gemaakt, want ik begreep, dat het niet heelemaal uit hem zelf kwam. Wat bleek, toen hij een tijdje alleen moest zijn. Toen was hij als met handen omgedraaid: hij heeft toen eens bij ons gegeten, en was toen alleraangenaamst, schertsend, leuk-vertellend kortom een gezellige baas.
Voor dit laatste bezoek van hem had ik reeds een zonderlinge briefkaart van hem gekregen, waarin hij mij zijn verbazing meedeelde, dat ik niet, na afloop der
[1:3]
begrafenis in Bussum, onmiddellijk een retourtje naar Hilversum genomen had, om hem en D. een bezoek te brengen. Waarop ik hem natuurlijk geantwoord had, dat geen haar van mijn hoofd aan vriendschappelijke bezoeken gedacht had, tijdens ik een uur of 3 lang, voor die unieke plechtigheid, in Bussum was.
Maar enfin, het deed mij pleizier te hooren, dat hij weer zichzelf was geworden. Mijn laatste briefkaart heb ik weer onderteekend met W. op aandringen van J., die ondanks haar sterk-uitgesproken persoonlijkheid, toch altijd vreedzaam blijft, en elke storing van vrede te belemmeren tracht.
Zie zoo, beste Wim, nu weet je, in groote trekken, de geschiedenis van het laatste incident met Hein. 't Is, ook tot mijn genoegen, geen ernstige kwestie geworden.
We hopen innig, dat je spoe-
[1:4]
dig geheel hersteld moogt wezen, en ons dan, volgens je belofte, opzoeken komt.
Met hartelijke groeten aan M. en jou van J. en mij (en ook Jacq.)
je oude vriend
Willem
We hooren 't zeker wel even van je vooruit, want het zou ons héél erg spijten, als je ons niet thuis mocht treffen.