Antonius Johannes Derkinderen aan Willem Witsen
Plaats: [Amsterdam] |
Datum: 31 mei 1912 |
Verblijfplaats: KB 75 C 51 |
[1:1]
[briefhoofd Rijksacademie, Amsterdam]
[den] 31sten Mei [191]2
Beste Wim!
Het spijt mij dat ik nog niet eens bij je kon komen, maar het was te druk. En ook in de eerste dagen zal dat nog wel het geval wezen. Maar we mogen toch niet te lang wachten. Gelukkig kunnen wij het voorloopig, zoo dunkt het mij, nog schriftelijk af.
Het deed mij bijzonder veel genoegen dat je het met mijn plannetje eens bent. Je zult wel begrepen hebben dat op mijn lijstje de naam van van Looy alleen door vergissing ontbrak! en het aantal kan één meer (17) zijn, want er zijn thans indien ik mij niet vergis 35 stemhebbende leden.
Ik heb over de zaak verder nog met niemand gesproken, ook met Breitner of Karsen niet, en ook niet met van
[1:2]
van Hove, die ik toch dagelijks zien kan. Ik zou heusch vreezen dat we de plannen zouden schaden: want ieder zal natuurlijk willen dat wij het voor Arti vrij gewichtig voorstel, zoo correct en officieel mogelijk behandelen.
Mij dunkt dus - onder verbetering - dat wij het eerst geheel eens moeten zijn, ook over den lijst. Wil je die dus eens goed nakijken en wikken en wegen? Wat mij betreft, ik heb getracht daarbij niet persoonlijk te zijn, maar mijn best gedaan de namen te kiezen die er, representatief, op behoorden. Ge weet echter hoe ver dat gaat! Ieder kan zich vergissen. Wil je het dus nog eens goed nazien?
Is die zaak in orde dan kan ik een brief klaar maken voor het Bestuur van Arti, die wij dan beide onderteekenen, indien hij je goedkeuring verwerven kan.
[1:3]
Wij kunnen ons dan beschikbaar stellen om de zaak in de Bestuursvergadering nader te komen bespreken.
Het zou mij zeer verheugen indien wij aldus over het doode punt in Arti heen kwamen. Zoo als het nu is, en steeds meer dreigt te worden,... dat is bepaald jammer. En belangstelling op deze wijze, dat is wel het voornaamste wat ik Arti geven kan. De Academie vraagt te veel van mij dan dat ik ooit een goed Bestuurslid zou kunnen zijn. Trouwens die zijn er genoeg wanneer de organisatie maar iets beter wordt.
Mag ik dus nog een bericht van je verwachten of je het met dit alles eens bent? Dan zal ik het officieele stuk opstellen en je ter goedkeuring toe zenden.
Het verheugt mij dat je geen bezwaren maakt om een Bestuursfunctie op je te
[1:4]
nemen. Ik geloof dat alles best gaan zal.
Hartelijk gegroet
je vriend
Toon.
Voor het gemak voeg ik hier nog maar eens bij: de lijst èn het gewenschte Wetsartikel.
[2:5]
[briefhoofd Rijksacademie, Amsterdam]
[den] 31sten Mei [191]2
Bijschrift.
[hierna 3 kolommen naast elkaar]*
[kolom 1:]
Schilders.
Bauer.
Kever.
van Looij.
Veth.
Hart Nibbrig
v. der Hem.
Roland Holst.
Bastert.
Dijsselhof.
Nieuwenhuis.
Cachet.
[kolom 2:]
Beeldhouwers.
Mendes
Zijl.
[kolom 3:]
Architecten
de Bazel
Jos. Cuijpers
J. Stuyt.
Harath.
[einde kolommen]
artikel. 5.
‘Eenmaal in elke periode van 5 jaar (te rekenen vanaf het jaar der stichting) kan het Bestuur onder goedkeuring der Vergadering van Stemhebbende Leden, eenige kunstenaars het Stemhebbend Lidmaatschap der Maatschappij aanbieden. Het aantal van deze Stemhebbende Leden aldus aangenomen, mag nimmer grooter zijn dan de helft van het aantal Stemhebbende Leden, die op de gewone wijze gekozen zijn. Zij behoeven niet in Amsterdam gevestigd te zijn, doch kunnen hun woonplaats hebben in Haarlem, het Gooi - en tusschen liggende plaatsen.’