A.R. Arntzenius aan Willem Witsen
Plaats: [Den Haag] |
Datum: 1 maart [1910] |
Verblijfplaats: KB 75 C 51 |
[1:1]
1 maart
Amice, Te Hilversum woont een oude wijze man, althans een oud-professor, genaamd Matthes, en mede-auteur van de moeder van Bob's vrouw. Deze mijn in de wittebroodsweken verkeerende zoon had mij verzocht dien grootvader een bezoek te willen brengen. Ik schreef hem Vrijdag, of hij mij wachten kon Zondag. Geen antwoord ontvangen hebbende, sein ik hem Zondag ochtend, dat ik bij gebreke van bericht niet kwam. Hij had Vrijdag Hilversum verlaten en zich
[1:2]
zijne brieven niet laten opzenden maar men zond hem wèl het telegram en hij seinde terug: kom als ge kunt, morgen hier, dat is te Amsterdam. Ik weêr terug aan hem: goed om twee uur en aan Willem Witsen: ik kom koffie drinken. Maar toen kwam er een vrouw in het spel en bracht alles in de war. Zijne schoondochter ging seinen: papa logeert hier, kom 1 uur ‘lunchen’. Aangezien nu de bedoeling was de familie te leeren kennen, nam ik de lunch aan en seinde de koffie weer af. Maar ik dacht toch tusschen 12 en 1 uur bij je te zijn.
[1:3]
Daarvoor moest ik 10.38 van hier. Ik kon niet weg, voordat een bode van de Kamer mij een aangeteekenden brief van Bob zou gebracht hebben. Die bode blijft uit; ik trek mijn jas en mijn hoed aan, maar het wordt over tienen. Ik ga even naar boven, Cobi goeden dag zeggen en vertellen, dat ik met den volgenden trein zal moeten gaan, als die bode niet komt. Ik hoor niets, maar beneden komende verneem ik dat de bode er is geweest en de meid gedacht heeft, dat ik uit was! Nu was het te laat geworden voor den trein van 10.38.
Hebt gij ooit zoo'n opeenstapeling van ongelukken bijgewoond?
[1:4]
Het gevolg is geweest, dat je mij niet gezien hebt, maar dat spijt mij genoeg. Ook vond ik het heel aardig, dat je mij daarover zoo schreeft.
Ik hoop zeer, dat ik spoedig gelegenheid zal hebben het verzuimde in te halen. Van den professor zal ik vooreerst geen last hebben en van zijne vrouw, die mij ontving met de vraag, of ze maar kolonel tegen mij zou zeggen, wat ik tot mijn spijt niet beantwoordde met: heel graag, ook niet. Cobi heeft weer last van maag en benauwdheid, maar als ze wat beter is en jelui ons willen hebben, komt zij zeker meê.
Hartelijke groeten van ons allen, ook aan Marie
t.t.
Br