Willem Witsen aan J.H.E. Arntzenius-Witsen
Plaats: [Amsterdam] |
Datum: 16 februari 1910 |
Verblijfplaats: KB 79 E 42 |
[1:1]
Oosterpark 16 febr. 1910
Hartelijke gelukwenschen, lieve Cobi, met je verjaardag ook namens Marietje. Ik had je graag bij deze gelegenheid eens 'n gezelligen opgewekten brief geschreven maar 'k zie er geen kans voor omdat 'k al bijna in drie weken niet uit ben geweest en nog steeds onder den invloed ben van hevige influenza. Je wordt van al dat thuis zitten zoo muf & saai. Als 'k nu maar weer eens de straat op kon dan zou 't wel weer gauw beteren en daarom
[1:2]
kijk 'k halsreikend uit naar 'n zachten dag. Sints Maandag ben 'k ten minste weer aan 't werk, aan 'tzelfde schilderij dat al zoo lang af had moeten zijn. Met de laatste sneeuw heb 'k 't zoo mooi gezien maar door 't te lang staan teekenen heb 'k 't verschrikkelijk te pakken gekregen. Ik ben nog voortdurend erg moe en de dokter zei vandaag dat ik nog niet zoo hard moest werken maar dat bewijst alleen dat hij niet weet wat 't is; ik heb 14 dagen niet kunnen werken dat was al 'n verschrikkelijke beproeving en nu kan ik er niet meer afblijven voor 't heelemaal af is. Elken avond
[1:3]
verlang ik weer naar den volgenden dag om weer aan den slag te kunnen gaan. 't Ongelukkigste is dat 'k maar weinig opschiet en tijd te kort kom. Marietje is ook ziek geweest; we hebben verscheiden dagen samen te bed doorgebracht zoodat de dokter moest lachen als hij binnen kwam kijken. Maar zij gaat nu al weer uit, vandaag nog naar zangles, ze is niet sterk en vreeselijk nerveus; 't minste brengt haar van streek en ik maak me dikwijls ongerust over haar. Ze is zoo vreeselijk lief en goed en heeft zoo veel verdriet gehad en verdient zoo om gelukkig te zijn. Ik doe alles wat 'k kan en ben tot alles in staat voor haar maar meer dan haar menageeren en verzorgen en hard werken kan ik toch ook al niet. En dààr zit 't in. Het
[1:4]
werk vlot niet en 'k verdien de laatste jaren bitter weinig en zij kan niet tegen geldzorgen. Ik kom hoe langer hoe dieper in de schuld bij haar zoodat ik besloten ben mijn Delftsch weg te doen als er 'n goede gelegenheid is. Daarom ook werk 'k zoo hard als ik kan aan dat groote schilderij; als dat goed wordt en 'k kan 't verkoopen schiet 'k weer 'n heel eind op. Ik reken daar vast op en heb 't stellige vertrouwen in mijn werk - maar dan niet ziek zijn! Verwijt me nu niet dat 'k alleen over mezelf schrijf lieve Cobi; 'k weet dat 't je interesseert anders deed 'k 't niet; en dan: waarover zal 'k anders schrijven? Geduld maar is de boodschap en daarom den moed niet verloren! Na regen komt zonneschijn, zegt men. Wie weet!
[1:3]*
Schrijf mij eens gauw wat van je zelf en de anderen. Van Tholen kreeg ik gisteren 'n briefje waar 'k heel blij mee ben.
Veel hart. gr. van ons beiden
je
Wim