Willem Johannes Theodorus Kloos aan Willem Witsen
Plaats: [Den Haag] |
Datum: [1 mei? 1909] |
Verblijfplaats: KB 75 C 51 |
[1:1]
Beste Wim,
Wat een prettig bericht bracht je laatste schrijven mij! Je zal me wel vergeven, dat ik je er niet eer op geantwoord heb: maar in het laatst van de maand, met de Literaire Kroniek en het in elkaêr zetten der aflevering, komt er van schrijven niet veel. Dat de verkoop zoo goed is gegaan, was een ware verrassing voor mij: ik had het nooit durven hopen. Wij vinden het erg prettig, dat je dien dag wilt komen, en hopen zeer, dat Marie je zal willen vergezellen. Maar wil je mij een grooten dienst bewijzen? Zeg dan niet aan
[1:2]
Arthur en Hein, als die óók willen komen, wat mij veel genoegen zal doen, dat ik dit verzoek over M. tot je heb gericht. Want Arthur's vrouw hebben we nooit gezien, en dat zou dus een beetje stijf worden, en D. van Hein, dat begrijp je wel.
Nu wou ik je even om raad vragen. Moet ik de andre leden van het comité uitnoodigen, of komen die uit zichzelf wel, indien zij komen? Je begrijpt, dat ik erg graag vooruit zou willen weten, op wie wij mogen rekenen. En zouden jullie ons dan allemaal 't genoegen willen doen, om bij ons koffie te blijven drinken? Wij zouden jullie wel inviteeren om ergens buitenshuis met ons te gaan
[1:3]
eten, als ik niet zeker wist, dat J. dan den heelen volgenden dag met zware hoofdpijn te bed liggen moest.
Wil verzekerd zijn, dat ik jullie allemaal niet dankbaar genoeg kan zijn voor de moeite en toewijding, die jullie voor mij over hebt gehad. Geloof mij - ik ben niet iemand van veel woorden, dat weet je óók wel, maar ik waardeer het diep.
Beste Wim, zou je zoo goed willen zijn, mij zoo spoedig mogelijk op dezen brief te antwoorden, - dan bewijs je mij een grooten dienst.
Met nogmaals mijn welgemeenden dank en met hartelijke
[1:4]
groeten van ons beiden, zoowel als van Jacqueline, aan jullie beiden,
je ouwe vrind
Willem